In een beeld zoals dat van Persephone en Eros kan in één beeldende oogopslag worden aanschouwd wat met vele woorden niet kan worden verteld.
Door de poging om de evolutietheorie andersom te denken kwam ik ertoe om het ontstaan van de soorten niet te willen zien als een ontwikkeling van het meest eenvoudige naar het meest gecompliceerde, maar het meest gecompliceerde - en dat gaat dan nog ver uit boven wat wij in onze tijd kennen als de homo sapiens sapiens - aan het begin van de ontwikkeling van de soorten te stellen. De verschillende levende wezens die er in de ontwikkeling zijn geweest en nog zijn, zou je dan kunnen zien als aftakkingen van de vorming van de mens naar de oorspronkelijke levende idee. Bij deze gedachtegang kwam het beeld van een mensheid als omvattend zich ontwikkelend organisme op, maar de werkelijkheid maakte het noodzakelijk om nog een andere impuls in de ontwikkeling te zien. Dat is juist de onderscheidende impuls.
Hoe meer je denkt in deze omgekeerde volgorde, des te meer stel je het standpunt van die denkers en onderzoekers die zich creationisten noemen tegenover dat van hen die zich evolutionisten noemen. De creationist ziet een Schepper als grond van de schepping.
Ik zou niet een zo extreem tegengesteld standpunt willen innemen, omdat bij het zelfstandige denken over deze vragen duidelijk wordt, dat datgene wat in de evolutiewetenschap aan vondsten gedaan is en wordt een groot waarheidsgehalte heeft. Alleen de interpretatie van die vondsten zou een andere kunnen zijn dan de gebruikelijke. Dan zou je weliswaar een Schepper zien, maar dan zou je de evolutie van de soorten zien als in het verlengde liggend van de scheppingsdaad.
De volmaakte idee van de mens aan het begin van de schepping verwijst naar een Wezen dat deze idee heeft. Nu is ons voorstellen van nature te menselijk, te bekrompen om een voorstelling te kunnen vormen van een dergelijke Wezen als Schepper. De mens heeft dan de neiging om zichzelf uit te vergroten tot een volmaakte gestalte, met een volmaakt denken, voelen en willen, en te menen dat zo ongeveer God moet zijn. Die God heeft dan de mens geschapen naar zijn evenbeeld, naar het evenbeeld van de mens, niet van God. Zo kom je dan weer terug bij jezelf als mens.
Ofwel je betrekt het standpunt van het andere uiterste, en je zegt: Voor de mens is God onvoorstelbaar en het is een zonde tegen een van de tien geboden wanneer de mens de neiging in zich voelt opkomen om zich voorstellingen te vormen van de Schepper. Zoals je al denkende kunt komen tot een gewaarwording dat je de vraag 'Wat is de mens' niet uitsluitend kunt beantwoorden vanuit de evolutietheorie, maar evenmin uitsluitend vanuit het creationisme en je dan met andere woorden het een met het ander zou willen bevruchten; zo ontstaat ook de gewaarwording dat er een levend midden moet bestaan tussen de onmachtige voorstelling van God gelijkend op de mens, en het verbieden van een poging om op een andere wijze te komen tot vermoedens van het goddelijke.
Een groot religieus denker schreef het volgende:
'Dus wil het eigenlijk zeggen, dat wij aan het eind van ons denkproces God erkennen als de onbekende, omdat dan de geest het meest volkomen gevonden wordt in het erkennen van God, wanneer die geest erkent dat Gods wezen boven alles uitgaat, wat hij in staat is om onderweg te kunnen begrijpen.Al ziet het oog van de nachtvogel de zon niet, het oog van de adelaar ziet de zon. Hoezeer het ook maar een heel kleine kleinigheid is, wat de kennende geest aan kennis van God kan vatten, toch is dit zijn laatste doel, meer dan de volkomen kennis van het lagere kenbare. Zoveel als de mens zich overgeeft aan het doorgronden van de wijsheid, zoveel heeft hij reeds aandeel aan de ware gelukzaligheid.' (Thomas van Aquino).
God als architect (Bible Moralisée, 1245)Creationisme en evolutionisme door Mieke Mosmuller