De evolutieleer zoals wij die kennen denkt de aarde met de levende wezens en de tot in het haast wel oneindige zich uitstrekkende kosmos als een gebeuren dat verloopt in de tijd, waarbij de organismen zich van eenvoudig naar gecompliceerd ontwikkelen. Een volgende ontwikkelingstrap is dan altijd volmaakter dan de vorige en zo is aan de evolutieleer inherent de strijd tussen de levende wezens, met name de strijd tussen de met denkend bewustzijn begaafde levende wezens. De homo sapiens leeft vanuit de evolutieleer in de overtuiging dat er een principe van vervolmaking bestaat, waarbij noodzakelijkerwijs het ene wezen op een hogere trap van ontwikkeling staat ten opzichte van het andere. Het is juist dat principe van natuurlijke vervolmaking, dat wel tot strijd tussen de mensen moet leiden, hoe onzinnig die strijd ook zou zijn vanuit het concept van de fysieke vervolmaking. Want wat heeft het voor zin om ontevreden te zijn over mijn natuurlijke gaven, wanneer ik daar zelf helemaal niet de hand in heb of heb gehad. Dan past het principe van de concurrentie in het geheel niet, want vanuit mijn natuurlijke gaven ben ik toch niet in staat om een volgende trap van vervolmaking te bereiken, zolang als de natuur die niet bereikt heeft.
Maar het gaat er nu niet om te bedenken of iets zinnig of onzinnig is. Ik wil trachten te wijzen op bepaalde feiten. In dit geval is dat het concept van vervolmaking dat leidt tot het concept: het ene wezen is hoger ontwikkeld dan het andere wezen.
Nu willen we proberen de gedachtegang om te keren, dat wil zeggen dat we als gedachte-experiment er eens van uitgaan dat in het begin de volmaaktheid al bestond. Dat volmaaktheid niet een gevolg is van een eindeloze reeks trials and errors van de natuur, van natuurlijke selectie, waarbij werkelijke volmaaktheid wel nooit zal worden bereikt, maar dat de volmaaktheid er in het begin al was in een vorm die wij ons dan natuurlijk maar moeilijk kunnen voorstellen, omdat ons denken zo nu eenmaal niet werkt. Ik ben in deze blogs het waagstuk van het zelfstandige denken aangegaan en tracht dit nu voort te zetten.
We stellen ons een levend concept van de volmaakte mens voor dat er in het begin al was. Ik wil niet denken aan een antropocentrische wereldbeeld, niet zo dat alles in het hele bestaan op de mens gericht is. Ook wil ik niet denken aan de volmaakte mens als eindpunt van een ontwikkeling, de volmaaktheid moet zich altijd weer kunnen openen naar nieuwe ontwikkeling. Maar wanneer je wilt denken over de vraag: wat is nu eigenlijk de mens?, dan moet je hem natuurlijk ook centraal stellen. Een volmaakt ideaalbeeld van de mens als uitgangspunt van een ontwikkeling naar de verwerkelijking van dat concept - het is moeilijk onder woorden te brengen. Maar wanneer je zo wilt denken dan ontvouwt zich het gedachtebeeld dat in het heelal, zoals we dat nu kennen, alle verschillende stadia van ontwikkeling in feite menselijkheid zijn. Maar dan heeft de mens alles wat hij in zich draagt ook als veruiterlijking om zich heen. Ik denk daarbij niet aan de individuele mens, maar aan de mensheid in zijn geheel, zoals die zich door eeuwen, door aeonen heen ontwikkelt. In zo'n ontwikkeling van de mens past de concurrentie tussen het hogere en het lagere in het geheel niet, want alles wat je als mens om je heen hebt behoort tot jouw eigen ontwikkeling.
Een verschijnsel als het racisme past alleen in de gebruikelijke evolutietheorie, in een ontwikkelingsdenkbeeld dat uitgaat van een ideale volmaaktheid die er in het begin al was past geen racisme. Want zoals iedere mens uiteindelijk natuurlijk toch ook zijn eigen waarde heeft - daarover later - zo zou iedere individuele mens tevens op een organische wijze behoren tot de mensheidsontwikkeling in zijn totaliteit, met inbegrip van al het goede, ware en schone, maar ook van het boze, leugenachtige en lelijke, waartoe de mens in staat is.
Zoals je bij een individuele mens in onze huidige trap van ontwikkeling niet van volmaaktheid kunt spreken, ook uiterlijk niet, zo kun je bij de gehele mensheid op onze trap van ontwikkeling uiteraard niet van volmaaktheid spreken. Maar je zou ons als gezamenlijk op weg zijnde mensheid moeten zien, waarin ieder noodzakelijkerwijs de eigen plaats inneemt.
Een beeld van Orpheus die op zijn lier speelt als imaginatie van de mens temidden van de uitbeeldingen van zijn eigenschappen en organen. Het lierspel van Orpheus bedwingt en leidt alle eigenschappen en organen...
De omvattende mensheid gezien als een zich ontwikkelend organisme door Mieke Mosmuller