Home
>
Blog
>
Kreationismus und Evolutionismus

Kreationismus und Evolutionismus

Von

Mieke Mosmuller

16-07-2014 5 Kommentare Print!
In einem Bild wie demjenigen von Persephone und Eros kann in einem bildenden Augenblick angeschaut werden, was mit noch so vielen Worten nicht erzählt werden kann.

Durch den Versuch, die Evolutionstheorie andersherum zu denken, kam ich dazu, das Entstehen der Arten nicht als eine Entwicklung vom Einfachsten zum Kompliziertesten betrachten zu wollen, sondern das Komplizierteste – und das geht dann noch weit über das hinaus, was wir in unserer Zeit als den Homo sapiens sapiens kennen – an den Anfang der Entwicklung der Arten zu stellen. Die verschiedenen Lebewesen, die es in der Entwicklung gab und noch gibt, könnte man dann als Abzweigungen von der Bildung des Menschen, wie sie sich nach der ursprünglichen lebendigen Idee vollzieht, sehen. Bei diesem Gedankengang kam das Bild einer Menschheit als umfassender, sich entwickelnder Organismus auf; aber die Wirklichkeit machte es notwendig, noch einen anderen Impuls in der Entwicklung zu sehen. Dies ist gerade der unterscheidende Impuls.

Je mehr man in dieser umgekehrten Reihenfolge denkt, desto mehr stellt man den Standpunkt derjenigen Denker und Forscher, die sich Kreationisten nennen, jenem derer gegenüber, die sich Evolutionisten nennen. Der Kreationist sieht einen Schöpfer als Grund der Schöpfung an.

Ich würde nicht einen so extrem entgegengesetzten Standpunkt einnehmen wollen, weil bei dem selbstständigen Denken über diese Fragen deutlich wird, dass das, was in der Evolutionswissenschaft an Funden gemacht wurde und wird, einen großen Wahrheitsgehalt hat. Nur die Interpretation dieser Funde könnte eine andere als die gewöhnliche sein. Dann würde man zwar einen Schöpfer annehmen, doch die Evolution der Arten würde man als eine Fortsetzung der Schöpfungstat betrachten.

Die vollkommene Idee des Menschen am Beginn der Schöpfung weist auf ein Wesen hin, das diese Idee hat. Nun ist unser Vorstellen von Natur aus zu menschlich, zu engstirnig, um eine wirkliche Vorstellung eines derartigen Wesens als Schöpfer bilden zu können. Der Mensch hat die Neigung, sich selbst zu einer vollkommenen Gestalt mit einem vollkommenen Denken, Fühlen und Wollen zu vergrößern und zu meinen, dass so ungefähr dann Gott sein müsse. Dieser Gott hat dann den Menschen nach seinem Bilde geschaffen. So kommt man wiederum zu sich selbst als Mensch zurück.

Oder man nimmt den Standpunkt des anderen Extrems ein und sagt: Für den Menschen ist Gott unvorstellbar, und es ist eine Sünde gegen eines der Zehn Gebote, wenn der Mensch in sich die Neigung aufkommen fühlt, sich Vorstellungen des Schöpfers zu bilden. So, wie man denkend gewahr werden kann, dass man die Frage “Was ist der Mensch” nicht ausschließlich von der Evolutionstheorie aus, aber ebensowenig ausschließlich vom Kreationismus aus beantworten kann, und man mit anderen Worten das eine durch das andere befruchten wollen würde – ebenso entsteht auch die Gewahrwerdung, dass es zwischen der ohnmächtigen Vorstellung eines dem Menschen gleichenden Gottes und dem Verbot jedes Versuches, auf eine andere Weise zu Ahnungen vom Göttlichen zu kommen, eine lebendige Mitte geben muss.


Ein großer religiöser Denker schrieb das Folgende:
'Es wird deswegen von uns gesagt, dass wir am Ende unseres Erkennens Gott als den Unbekannten erkennen, weil der Geist dann als am weitesten in der Erkenntnis vorangeschritten gilt, wenn er erkennt, dass Gottes Wesenheit über alles hinausliegt, was er im Stande des Auf-dem-Wege-Seins zu erfassen vermag.

Mag auch das Auge des Nachtvogels die Sonne nicht sehen: Es schaut sie dennoch das Auge des Adlers.
So sehr es auch nur eine winzige Kleinigkeit ist, was der erkennende Geist an Erkenntnis Gottes fassen kann, so ist dies doch sein letztes Ziel, mehr als die vollkommene Erkenntnis des geringeren Erkennbaren.
Soviel der Mensch sich dem Ergründen der Weisheit hingibt, soviel hat er bereits Anteil an der wahren Glückseligkeit.' (Thomas van Aquino).

Kreationismus und Evolutionismus
Gott als Architekt (Bible moralisée, 1245)Kreationismus und Evolutionismus Von Mieke Mosmuller

Geben Sie einen Kommentar





Kommentare
  • Von Frans Cuijpers @
    Op deze wijze is de stelselmatig gemaakte TEGENSTELLING ( dichotomie), die ik nooit als een echte tegenstel
    ling heb gezien, geecarteerd. Vrucht van denken is dat. De paralellie tussen het denken van Thomas,
    die de vigerende leer is in de RKKerk, en het uwe beschouw ik als een compliment voor beiden. Niet een com
    pliment als elkaars aanvulling, doch als een laudatio voor beide personen. Groeten.
  • Von O.L.E.Jongmans @
    Ik heb nooit iets begrepen van de schijnbare tegenstelliong tussen "schepping" en "evolutie". Darwin heeft die tegenstelling ook nooit geponeerd. Hij keek naar de "werkelijkheid" en zag hoe die zich ontwikkelde en ontwikkeld had. Die MODUS van de werkelijkheid, van "de schepping", zo men wil, noemde hij evolutie. Dit standpunt werd later nog eens herhaald en opnieuw geformuleerd door de Franse Jezuït, Teilhard de Jardin (1881 - 1955).
    Waar ik bgrote moeite mee heb is de stelling dat de evolutie van zeer eenvoudig maar zeer complex zou gaan. Dat heeft Darwin nooit beweerd, en er is geen enkele reden om bijnv. een Dinosaurus als "eenvoudiger" te beschouwen dan de huidige mens. Het denken in teremen van "van eenvoudig naar complex", werkt een alomtegenwoordige misvatting in de hand: het beschouwen van de evolutie als een proces met een DOEL. En ook dat heeft Darwin nooit geponeerd. Het is het ook niet, het is een proces met een resultaat!
    Waar ik ga steigeren van ellende is dat in een redelijk DENKproces ineens een "Wezen" wordt geponeerd. Is dat Wezen wellicht dan het subject van het tot nu toe subjectloze "streven" van een voorafgaand idee omtrent de mens, naar een bepaald resultaat? Wat er tot nu toe over dat streven en over dat voorafgaand idee in de blogs is gemeld, is 100% speculatief en wordt door NIETS ondersteund. Op die manier kan je net zo goed de Tovenaar van Oz aanwijzen als de drijvende kracht achter de contingentie.
  • Von g. hotho @
    Beste Mieke, ik weet niet of ik ook je op deze manier een vraag kan stellen, maar neem de vrijheid het uit te proberen. Je spreekt over de volmaakte idee van de mens aan het begin van de schepping. Dan zal er ook naar ik aanneem een volmaakte idee van de plant aan het begin van de schepping zijn geweest. Mijn vraag is nu of deze idee van de plant samenvalt met de "Urpflanze" van Goethe?
    • Von Mieke Mosmuller @
      Beste Gerard, het zal misschien niet altijd lukken om vragen te beantwoorden, maar nu kan ik het wel proberen. Je zou de oerplant van Goethe niet naast de mens moeten zien, maar als deel van hem, dat later in de ontwikkeling naar buiten is verplaatst. Het plantaardige in de mens werd bijvoorbeeld door Aristoteles 'anima vegetabilis' genoemd. Steiner spreekt van etherlichaam of levenslichaam. Daarin leeft datgene, wat ook in de plant leeft, ook wat de vormkrachten betreft. Maar de oerplant van Goethe wijst echt op het oerbeeld van de 'veruiterlijkte' plant, zoals die in de natuur als een rijk op zich voorkomt.
      • Von g. hotho @
        Dank je wel voor je antwoord Mieke. Goethe zelf was zeer "gelukkig" met het vinden van de oerplant. Hij zei dat de natuur zelf hem zou benijden om zijn vondst (Napels 17 mei 1787). Maar dat opent natuurlijk meteen het grote perspectief van de mens die de idee vindt van het waarlijk menselijke aan hem, zijn Ik dus. Ik vermoed dat een mens zich pas echt mens mag noemen vanaf het moment dat hij voor het eerst de idee van zijn Ik denkt. Dat hij voor die tijd nog niet echt menselijk is, dat hij dan pas als waarlijk mens geboren wordt.