SOMMER In dieser Sommer-Woche kommt in unserem inneren Erleben ein Wendepunkt. Bis jetzt mussten wir die Seele ganz an die Wahrnehmung mit den Sinnen hingeben, wodurch wir die Triebfeder unseres eigenen Wesens verloren. Das Denken wurde traumartig, es verlor seine Klarheit und wirkte verzaubernd. Dadurch vergaĂź ich mich selbst und schien ich mein Selbst zu verlieren. Der Wendepunkt ist nun, dass wir fĂĽhlen, wie uns etwas naht, das uns weckt. Wir leben in dem sinnlichen Schein, aber darin naht uns das Weltendenken, das uns wecken wird.
An Sinnesoffenbarung hingegeben Verlor ich Eigenwesens Trieb, Gedankentraum, er schien Betäubend mir das Selbst zu rauben, Doch weckend nahet schon Im Sinnenschein mir Weltendenken.
Diese Wochensprüche wurden von Rudolf Steiner 1912/13 im Anthroposophischen Seelenkalender gegeben.
Wochenspruch 14, 7. bis 13. Juli Von Mieke Mosmuller
Lieve Mieke, Ik wilde je vragen hoe ik mij als een zelf weer bijeen kan krijgen, nu mijn geest in hoogtes zich niet vindt, wat voelt als een kwijt zijn. Het is het begin van de pijn in m’n hoofd, die migraine kan worden. Ik blijf me konsentreren, zodat dat het niet wordt, maar als dat niet lukt, wordt het dus geen migraine, ook niet echt verlamming, maar dan ook maar net. Zoeken doe ik mijn wakkerheid dan buiten in het groen en de bloemen, de bewegingen van de dieren en de planten. Al is het maar even in de tuin. Het is echt prachtig en ik voel me zo mee bewegen en hoor de geluiden als van mijn eigen zielelichamen, het ruisen, de kikkers, de regen, zelfs het onweer, ook al kan ik er van schrikken. Alleen de bliksem voelt als een inslag van licht wat toekomst lijkt en ik er niet eens echt in kan kijken en tegelijk een gevaar – niet echt bij horend,maar waarschuwend. Het versterkt de verwarring, als ik dat zo kan zeggen.
Maar daar in de natuur buiten komt weer de weemoed van vinden van het gehelen en van verloren eenheid van ik, ziel en geest. Jij en ik, ik en jij, ander in een adem.
Willen, voelen, denken, het is alsof ik steeds verder uit elkaar trek en het roept wat verwarring op.
vandaag voor het eerst voelde ik een naderen van het dappere wakker worden. Ver weg nog en ik dacht dat dat nog niet kon omdat het nog lang geen herfst is. En nu lees ik het.
Mijn vraag is eigenlijk: hoe beweegt het mensenwezen zich in de zomer in samenwerking met de geestelijke wereld, en dan met name met de zomergeest? Het is een beetje een praktische beschrijving, zo in het kort, want we beleven natuurlijk veel mee in dit uitgaande leven van de zomer, maar voor mij is de zomer het moeilijkst te begrijpen seizoen. De aarde doet haar planten uitbotten naar het licht, daarin beleven wij mee in 'ontvang het licht'. Dat is een uitgaande beweging gezien vanuit onze fysieke lichamen - we dijen uit. Toch zijn we in geen ander seizoen zo bezig met de aardenatuur, haar aardekleed. Toch komt er in de loop van de zomer een verloren-zijn, of meer een verwarring. Dat hoort bij dit jaargetijde heb ik begrepen. De blijheid is bij iedereen groot als de zon meer gaat schijnen, de planten zich ontvouwen en we al dat groen zien. Maar dat groen groeit niet tot in het oneindige, het verdwijnt weer. Is dat de verwarring - het begroeten en weer afscheid nemen?. Heeft de verwarring dan te maken met het 'doorgeven van de emmers' wat de vier aartsengelen doen? Hoe leeft de mens in de zomer met de zomergeest? Wat is zijn taak? En hoe zien we de onze naar hem toe?
Von
Mieke Mosmuller
@
Als je een aantal jaren deze weekspreuken naar hun betekenis, maar 'zonder verstand' mediteert, worden deze vragen vanzelf beantwoord.