In de weekspreuken van Rudolf Steiner vinden we spreuken voor elke week van het jaar. Dank zij deze kunnen we met de seizoenen meeleven en we kunnen leren om te voelen, te ervaren, hoe de mens - ik zelf dus - eveneens vier seizoenen per jaar doorleeft. Hoewel het lichaam dit niet toont - onze bladeren vallen niet in de herfst en komen weer uit in de lente - kunnen we heel duidelijk in onze ziel als bemiddelaarster tussen geest en lichaam, maar ook tussen het levende mensenwezen en de natuur, de veranderingen in de seizoenen voelen. Zo beleven we in de lente en de zomer hoe de ziel steeds losser raakt van de gebondenheid aan het lichaam en zich steeds meer overgeeft aan de kosmos, totdat ze zo wijd is als de kosmische wereld en zo waardig kan worden dat ze een waarachtig kleed voor de geest kan worden. Ze kan dan het geestgeschenk in zich ontvangen.
Dan komt een ommekeer in de verhouding van de ziel met de kosmos en de mens zelf. De ziel neemt het licht en de warmte van de zomer in zich op en ontwikkelt zich naar de midwinter toe door steeds sterker en sterker te worden. De scheppingsdrang wordt nu gevoeld als een werkelijk zijn, een substantie, en de ziel voelt de behoefte om dit aan de wereld terug te schenken. Ze is nu een onafhankelijke substantie, een wezen, een zijn, dat elke week meer reëel wordt. En zo vinden we in deze week hoe er opnieuw een ommekeer komt. Het innerlijke spirituele licht doordrenkt de ziel en kan tot in het werk reiken, tot in de daden op aarde. Maar daartoe moeten we ons opnieuw offeren, maar in een geheel omgekeerde wijze ten opzichte van de wijze waarop we dit in de zomer deden. Toen gaven we ons aan de uiterlijke kosmos over. Nu is het overgave aan het innerlijke spirituele licht. In de spreuken die hieronder zijn geciteerd kunnen we deze metamorfose voelen.
In de afgelopen weken heb ik geprobeerd dit sterker worden van het innerlijke zijn te beschrijven, zoals dit zich ontwikkelt door het denken van het denken. Maar nu komt de tijd dat onze eigen wil zich moet overgeven aan een hogere innerlijke wil.
Weekspreuk 35, 1 - 7 december |
|
De spiegeling in de zomer: Weekspreuk 18, 4 - 10 augustus |
Kan ik het Zijn kennen, Opdat het zich weervindt In de scheppingsdrang van de ziel? Ik voel, dat mij macht wordt verleend, Om het eigen zelf als onderdeel Bescheiden in te leven in het Wereldzelf. |
|
Kan ik de ziel wijd maken Opdat zij zich zelf verbindt Met het ontvangen Wereld-Kiemwoord? Ik voorvoel dat ik kracht moet vinden Om de ziel waardig vorm te geven Zich tot Geesteskleed te vormen. |
|
Kann ich das Sein erkennen, Dass es sich wiederfindet Im Seelenschaffensdrange? Ich fühle, dass mir Macht verlieh'n, Das eigne Selbst dem Weltenselbst Als Glied bescheiden einzuleben. |
|
Kann ich die Seele weiten, Dass sie sich selbst verbindet Empfangnem Welten-Keimesworte? Ich ahne, dass ich Kraft muss finden, Die Seele würdig zu gestalten, Zum Geistes-Kleide sich zu bilden. |
Weekspreuk 36, 8 - 14 december |
|
De spiegeling in de zomer: Weekspreuk 17, 28 juli - 3 augustus |
In de diepten van mijn wezen spreekt Naar openbaring dringend Vol geheim het Wereldwoord: Vervul de doelen van uw werk Met Mijn geesteslicht, Om je door mij te offeren. |
|
Het Wereldwoord spreekt, Dat ik door de poorten van de zintuigen Tot in de zielendiepten leiden mocht: Vervul de diepten van je geest Met mijn Wereldwijdten Om eens mij in jou te vinden. |
|
In meines Wesens Tiefen spricht Zur Offenbarung drängend Geheimnisvoll das Weltenwort: Erfülle deiner Arbeit Ziele Mit meinem Geisteslichte, Zu opfern dich durch mich. |
|
Es spricht das Weltenwort, Das ich durch Sinnestore In Seelengründe durfte führen: Erfülle deine Geistestiefen Mit meinen Weltenweiten, Zu finden einstens mich in dir. |
Tweede advent
Advent door Mieke Mosmuller