Hier volgt een citaat om het thema af te sluiten. Het komt uit het werk van Rudolf Steiner en gaat over de betekenis van Augustinus voor de kerk.
'De wijze van voorstellen van Augustinus zei hem, dat met het Christus gebeuren andere verhoudingen ingetreden waren voor de naar de geest op zoek zijnde zielen dan voorheen. Voor hem stond vast, dat in Christus Jezus in de uiterlijke historische wereld is geopenbaard wat de mysticus door de voorbereiding in de Mysteriën zocht.
Een van zijn belangrijkste uitspraken is: 'Wat men op dit moment de christelijke religie noemt, bestond al in de oudheid, bestond al bij de ouden en ontbrak niet in het begin van het menselijk geslacht, tot Christus in het vlees verscheen, van welk moment af de ware religie, die reeds voordien bestond, de naam christelijk ontving.' Voor een dergelijke opvatting waren twee wegen mogelijk. Een ervan zegt: wanneer de menselijke ziel die krachten in zich vormt, waardoor zij tot de kennis van haar ware zelf komt, zal ze, als ze maar ver genoeg gaat, ook tot de kennis van Christus komen, en alles wat met Hem samenhangt. Dit zou een door het Christus gebeuren verrijkte mysteriekennis zijn. De andere weg is het, die Augustinus echt gegaan is en waardoor hij het grote voorbeeld geworden is voor zijn navolgelingen. Die bestaat eruit, de ontwikkeling van de eigen zielenkrachten op een bepaald moment af te sluiten en de voorstellingen, die verband houden met de gebeurtenis van Christus uit de schriftelijke documenten en mondelinge tradities te nemen. Het eerste pad wees Augustinus als uit de trots van de ziel voortkomend af, het tweede kwam voor hem overeen met de juiste deemoed. Dus zegt hij tegen degenen die de eerste weg willen gaan: 'U kunt vrede in de waarheid vinden, maar dit vereist een nederigheid die voor uw sterke nek zo hard aankomt.' Daarentegen voelde hij in onbeperkte innerlijke gelukzaligheid het feit, dat men sinds de' verschijning van Christus in het vlees ' zou kunnen zeggen, dat iedere ziel tot het beleven van het geestelijke kan komen, die in zichzelf zoekend zo ver gaat als zij kan gaan, en die vervolgens, om tot het hoogste te komen, het vertrouwen kan hebben in wat de geschreven en mondelinge openbaringen van de christelijke gemeenschap over Christus en zijn openbaring uitspreken. Hij spreekt zich uit over 'welke gelukzaligheid en welk blijvend genot van het hoogste en ware goed zich nu aanbiedt, welke opgewektheid, welk een adem van de eeuwigheid, hoe moet ik dit zeggen? Dit hebben gezegd, voor zover dit gezegd kan worden, die grote onvergelijkbare zielen, aan wie we toeschrijven dat ze hebben gezien en nog steeds zien ... We bereiken een punt, waar we ons realiseren hoe waar het is, wat ons werd aangeboden om te geloven, en hoe goed en heilzaam we bij onze Moeder, de Kerk, zijn opgevoed en welk voordeel van die melk het was, die de apostel Paulus de kleinen te drinken gaf ... ' (Wat uit de andere mogelijke wijze van voorstellen zich ontwikkelt rond de mysteriekennis, die met het Christus gebeuren verrijkt is, ligt buiten het bestek van dit boek. De beschrijving is te vinden in mijn 'Geheimnwissenschaft im Umriss')
Terwijl in de voorchristelijke tijden de mens, die de geestelijke fundamenten van het bestaan wilde zoeken, op de Mysterieweg moest worden gewezen, kon Augustinus ook de zielen, die in zichzelf niet een dergelijke weg konden bewandelen zeggen: Kom zover als met je menselijke krachten gegaan kan worden; vanaf daar leidt u vervolgens het vertrouwen, het geloof, in de hogere geestelijke regionen omhoog.
Het was nu slechts een stap verder om te zeggen: het ligt in het wezen van de menselijke ziel om door haar eigen krachten slechts tot een bepaald niveau van kennis te komen; vanaf dat moment kan ze alleen maar verder komen door het vertrouwen, door het geloof in de christelijke en mondelinge overlevering. Deze stap werd gedaan door die spirituele beweging die aan het natuurlijke kennen een bepaald gebied toewees, waarboven de ziel zich niet door zichzelf kan verhogen; deze stroming maakte alles wat boven dit gebied lag tot voorwerp van het geloof dat gegrondvest dient te worden op de schriftelijke en mondelinge overlevering, op het vertrouwen in hun dragers. '
(GA 8, Das Christentum als mystische Tatsache, Augustinus und die Kirche).
De kathedraal in Chartres
Augustinus en het exoterische Christendom door Mieke Mosmuller