Naast het boek 'Belijdenissen' van Augustinus is er ook het boek 'Contra Faustum'. In dit boek verwerpt Augustinus de leringen en overtuigingen van een manicheïsche bisschop, Faustus genoemd. Het boek bestaat uit 33 hoofdstukken, telkens beginnend met een uitspraak van Faustus, gevolgd door de weerleggingen van Augustinus, die gedurende tien jaar zelf Manicheeër was, maar die de gemeenschap verlaten had en zich ertegen keerde. We kunnen deze teksten lezen met de kennis die we in onze tijd van het Manicheïsme kunnen hebben, tevens met de kennis die we dankzij de voordrachten van Rudolf Steiner hebben.
Zo krijgen we een levendig inzicht in de ontwikkeling van de scheiding tussen het esoterische en het exoterische christendom. Rudolf Steiner karakteriseert dit met betrekking tot Faust als volgt (GA 65, p. 265 e.v.):
'Men zou willen zeggen: de mens die uit de mensenkrachten zelf tot een samenkleven met de geestelijke wereld wil komen, stond werkelijk als een faustische gestalte - niet doordat hij Faust heet, maar werkelijk in een faustische gestalte - reeds tegenover Augustinus, die immers aan de bisschop Faust de mogelijkheid toekent om door een innerlijke verhoging van de menselijke krachten van het kennen zich de wereldgeheimen te naderen. Goethe vond, door het op zich laten inwerken van de middeleeuwse Faust een wereld, die in feite als haar oordeel over deze soort Faust had uitgesproken. Het oordeel was geveld dat zulk een mens als een boos lid van de stroom van de mensheid moet afvallen, die op die wijze vanuit zijn eigen krachten tot de geheimen van het bestaan wil komen. Goethe kon met het met deze zienswijze niet eens zijn. Voor Goethe was het duidelijk dat de mens alleen dan werkelijk mens kan zijn wanneer hij in staat is het Faust-streven te verwerkelijken, zij het niet op die oude manier, waarop de Faust uit het volksboek of uit de zestiende eeuw dit wilde verwerkelijken.'.
In dit oude Faustboek uit de zestiende eeuw is Faust verdoemd vanwege zijn streven. Maar in Goethes Faust bereikt hij de hemel...
'De Engelen:Gered is dit edele lidVan de geestelijke wereld, van het boze,Wie steeds strevend zich moeite doet,Die kunnen wij verlossen.En heeft aan deze mens de liefde juistvan boven aandeel genomen,Dan komt de zalige schare tegemoet,Met een hartelijk welkome.''Engel:Gerettet ist das edle GliedDer Geisterwelt vom Bösen,Wer immer strebend sich bemüht,Den können wir erlösen.Und hat an ihm die Liebe garVon oben teilgenommen,Begegnet ihm die selige ScharMit herzlichem Willkommen.'(Gutenberg)
Augustinus en het Manicheïsme II door Mieke Mosmuller