Natuurlijk is het altijd mogelijk om het tegengestelde van een bewering te doen - en dan nog steeds de waarheid te spreken. We zouden heel goed kunnen zeggen: mensen denken helemaal niet, de dieren zijn betere denkers dan de mensen. Kijk eens naar de bijen, wat een wonderbaarlijk zuiver denken spreiden zij ten toon door hun bij-wezen te doen. De handelingen van de dieren tonen een gecompliceerd denken. Maar voor hen is er uiteraard geen mogelijkheid tot een vrij denken. Dieren voeren het denken uit dat hen gegeven is als instinct.
Soms wordt er beweerd dat mensen als typisch instinct het denken hebben. Het instinct zou dan zelfs het vrije denken zijn, als een gegeven feit. Als dat waar was, dan zouden de mensen hun denken doen, op dezelfde volmaakte wijze als de bij het bij-zijn uitvoert. Maar het denken van de mensen lijkt meer een wanorde te zijn, een alles-door-elkaar, eerder geleid door iets dat helemaal geen regelmatigheid van het denken bevat. In 1972 bracht de Nederlandse cineast Bert Haanstra een film uit waarin hij dit in beeld probeerde te brengen:
Bij de beesten af. De film is op You Tube te zien, het is werkelijk de moeite waard. Allereerst zien we hoe de dierlijke instincten in het dierenrijk werkzaam zijn. We zien hoe ze leven. Vervolgens wordt hiervan een karikatuur gemaakt door het beestachtige gedrag van mensen en mensengroepen te laten zien. Je zou werkelijk ertoe komen om het menselijke wezen te zien als een degeneratie van het dierenrijk, niet als de kroon erop. Door deze film kun je cynisch worden. Dieren laten hun
'goddelijke' instincten op een zuivere wijze zien, ze ontplooien ze zoals ze bedoeld zijn en er is geen kwestie van moraliteit: ze doen eenvoudig wat ze zijn. Het contrast met de mens is heel pijnlijk. Mensen lijken door hun zuivere menseninstinct heen te breken, juist doordat ze denken en door veel dingen te doen met wil en gedachte, die tegen het instinct gericht zijn, zowel van henzelf als van het hele leven op aarde. Ze zijn als beesten maar ze zijn pas echt slecht, omdat ze slim zijn en met die slimheid allerlei methoden kunnen bedenken die het leven op aarde vernietigen. En als de mensen werkelijk zouden beginnen om naar hun instincten te leven, dan zou het alleen maar nog slechter en slechter worden. Dus de vraag komt opnieuw op: Wat is een mens?
In de afgelopen twee jaar van mijn wekelijkse blog-post heb ik geprobeerd symptomen te vinden in de mens die ons hoop en vertrouwen kunnen geven dat de mens veel meer kwaliteiten in haar/zijn aanleg heeft dan alleen het vermogen tot vernietiging. De mens heeft wel degelijk een aanleg om zijn instincten te boven te komen en zich op een hoger peil te brengen waar een instinct kan worden gevonden waartoe we niet veroordeeld zijn, maar dat we vrij kunnen maken, bevrijden. We kunnen het op een hoger niveau brengen. Steiner was geniaal in het vinden en beschrijven van deze weg en hij knoopte op alle mogelijke niveaus aan. In zijn boek over Nietzsche formuleerde hij dit principe als volgt:
"Omdat de dionysische geest uit zichzelf alle aandriften van zijn handelen haalt en geen enkele uiterlijke macht gehoorzaamt, is hij een vrije geest. Want een vrije geest is hij die slechts zijn natuur volgt. Nu is weliswaar in Nietzsches werken slechts sprake van instincten als aandrift van de vrije geest. Ik geloof dat Nietzsche hier met één naam een hele reeks van aandriften heeft samengevat die op zich een meer in detail gaande beschouwing vragen. Nietzsche noemt zowel de bij de dieren aanwezige driften tot voeding en instandhouding instinct, als ook de hoogste aandriften van de menselijke natuur. Bijvoorbeeld de drift tot kennen, de drift om naar morele maatstaven te handelen, de drift te genieten van kunstwerken enzovoort. Weliswaar zijn al deze driften uitingsvormen van één en dezelfde grond kracht, maar ze vormen toch verschillende trappen in de ontwikkeling van deze kracht. De morele aandriften bijvoorbeeld zijn een bijzondere trede van de instincten. Wanneer ook kan worden toegegeven dat ze slechts hogere vormen van zintuiglijke instincten zijn, dan treden ze toch in de mens op een bijzondere wijze op. Dit blijkt uit het feit dat het de mens mogelijk is om handelingen te voltrekken die niet direct op zintuiglijke instincten terug te voeren zijn, maar op die driften die nu eenmaal als hogere vormen van het instinct moeten worden aangemerkt. De mens schept de aandrift voor zijn handelingen, die niet uit zijn zinnelijke driften zijn af te leiden, slechts uit het bewuste denken. Hij neemt zich individuele doelstellingen voor maar hij neemt zich deze met bewustzijn voor."
"Een mens die zich slechts overgeeft aan zijn zinnelijke instincten handelt als een dier. Een mens die zijn zinnelijke instincten onder vreemde gedachten stelt handelt onvrij. Pas de mens die zichzelf zijn morele doelen schept handelt vrij. De morele fantasie ontbreekt in Nietzsches uiteenzettingen. Wie deze gedachten tot het einde denkt moet noodzakelijkerwijs tot dit begrip komen. Maar anderzijds is ook een absolute noodzakelijkheid dat dit begrip aan de wereldbeschouwing van Nietzsche wordt toegevoegd. Anders zou daar altijd tegen kunnen worden ingebracht: Weliswaar is de dionysische mens geen knecht van het verleden of van een wil van gene zijde, maar hij is een knecht van zijn eigen instincten." (GA 5)
Beeld uit de film van Bert Haanstra (1972)
Bij de beesten af... door Mieke Mosmuller