Conclusie in het opstel van Rudolf Steiner over de atomistische Begrippen
door
Mieke Mosmuller
13-12-2017
6 commentaren
'We moeten daarom deze twee begrippen aan een discussie onderwerpen. De mechanische natuurverklaring vereist voor de aanname van de atomaire wereld behalve de in beweging zijnde atomen nog de absolute ruimte, die een leeg vacuüm is, en een absolute tijd, dat is een onveranderlijke maatstaf van het na elkaar. Maar wat is ruimte? Absolute uitbreiding kan het enige antwoord zijn. Maar dit is slechts één aspect van de zintuiglijke objecten en, afgezien daarvan, slechts een abstractie, alleen dan aan en met de objecten en niet in aanvulling erop, zoals het atomisme noodzakelijk moeten aannemen. Als uitbreiding aanwezig moet zijn, moet er iets uitgebreid zijn, en dit kan niet opnieuw de uitbreiding zijn. Men zal hier mogelijk tot bewijs van de absoluutheid van de ruimte de inval van Kant van de beide handschoenen van de linker en de rechter hand kunnen tegenwerpen. Er wordt gezegd dat de delen ervan dezelfde relatie hebben tot elkaar, en toch kan men beide niet tot een dekking brengen. Hieruit concludeert Kant, dat de verhouding tot de absolute ruimte een andere is, deze dus bestaat. Het is echter veel eerder aan te nemen dat de verhouding van de twee handschoenen ten opzichte van elkaar zo is, dat ze niet tot dekking kunnen worden gebracht. Hoe zou een relatie tot absolute ruimte ook moeten worden gedacht? En zelfs aangenomen, dat het mogelijk zou zijn, dan zouden de verhoudingen van de twee handschoenen tot de absolute ruimte toch pas weer zo'n verhouding daarvan tot elkaar funderen. Waarom zou dit niet eveneens een originele verhouding kunnen zijn? De ruimte, afgezien van de dingen van de wereld van de zintuigen, is een onding. Net zoals de ruimte slechts iets aan de objecten is, zo is ook de tijd alleen gegeven aan en met de processen van de wereld van de zintuigen. Ze is daaraan immanent. Op zichzelf zijn beide slechts abstracties. Concrete vormen van de zintuiglijke wereld zijn alleen de zintuiglijke dingen en processen. Zij stellen begrippen en wetmatigheden in de vorm van het uiterlijke bestaan voor. Daarom moeten ze in hun eenvoudigste vorm de peilers vormen voor de empirische natuurleer. De eenvoudige zintuiglijke kwaliteit, en niet het atoom, het fundamentele feit, en niet de achter-empirische beweging, zijn de elementen ervan. Dit geeft haar een richting die de enige is die mogelijk is. Wanneer men daarop steunt, dan zal men niet in de verleiding komen om te spreken van grenzen aan het kennen, omdat men niet met dingen te maken heeft waaraan men willekeurige negatieve eigenschappen zoals bovenzinnelijk en zo toeschrijft, maar met werkelijk gegeven concrete objecten.
Uit deze aanduidingen zullen ook belangrijke conclusies voor de kennis theorie voortvloeien. Maar bovenal is duidelijk dat het atoom en de achter-empirische beweging moeten worden vervangen door de zintuiglijke grondelementen van de uiterlijke ervaring en voortaan niet langer als principes van de natuurleer kunnen gelden.'
Immanuel Kant, 1724 - 1804Conclusie in het opstel van Rudolf Steiner over de atomistische Begrippen door Mieke Mosmuller
Commentaren
Van
Machteld Rippen-Veenker
@
De eerste drie gedeeltes van dit opstel, zoals Mieke ze in de afgelopen weken beschrijft, kon ik na steeds herlezen leren begrijpen en enigszins navertellen. Bij dit derde deel kost het me zoveel moeite –en het gaat zeker nog lukken - juist om de reden waarvoor het geschreven is: onvermogen komt bij me op bezoek - onverschilligheid,leegte, angst, verwarring overvallen me. Ook omdat we in de weken voor het Kerstfeest leven, die in wonderlijk stralend hoogzingende voorschouw naar ons toeschrijdt, komen de twee stromingen die gegeven worden aan degenen die het atomistische begripsdenken onschadelijk zouden kunnen vinden zeer sterk in hun werking naar voren.
We lezen dat niet alleen in deze blogteksten, maar ondervinden toch ook overal om ons heen.
Het lege plaatje van vorige week heb ik minutenlang aan zitten staren en ik wilde het wel levensgroot in alle kranten afdrukken als dat zou bewerken dat iederéén van verbazing van z’n stoel valt, bang en onthutst en de verwarring kompleet wordt en we in onze radeloze angst de hemelen smeken om vrede, gezondheid en vriendschap als een kind bezit.
Gisteren opende ik via de mail de blogpagina van Mieke en daar stond het met grote letters: De pagina die u zoekt, bestaat niet. Punt. ! Ik staar er weer naar en even denk ik werkelijk dat dit de blogtekst van deze week is. Ook heel grappig, ik ben snel voor de gek te houden :) maar even later is er wel een tekst, een conclusie. En ik lees opnieuw een bouwen, een hemelhoog tegenbouwen van rustig uitleggen, weerleggen, en begrijpen in iets dat echt onbegrijpelijk en onvoorstelbaar is voor ons allemaal, en hopelijk tenslotte óók voor degenen die het atomaire modeleren in kinderlijke gezichten durven verdedigen.
Na dit schrijven kan ik gelukkig ook deze vierde tekst begrijpelijk lezen – nog niet navertellen, al is het maar voor even – nog niet, maar begrijpelijk lezen met de ‘ramen van willen’ open wel. Met warme dank aan de schrijver en de omtrekkende machten, krachten die dit atomistische denken kunnen volgen en tegenspreken in rustige redelijkheid waar voor haat geen plek is. Zo kan ik het ook een beetje. En zo kan ik toch ook spelen met en vertrouwen hebben in onze tweejarige kleinzoon Tim.
Van
John E Byrde
@
Can you give the bibliographical reference for Steiner's essay? Does it also exist in English?
Van
John Ayre
@
you may also be interested in http://wn.rsarchive.org/Articles/AtmRef_index.html, which appears to be an essay from about the same time called 'Atomism and its Refutation' but a different one.
Van
John Ayre
@
Is this from a different essay to 'Atomism and its Refutation', which I calculated from the attached correspondence dates from 1883, and which can be found at http://wn.rsarchive.org/Articles/AtmRef_index.html ?
Van
Mieke Mosmuller
@
The essay is published on rsarchive: http://wn.rsarchive.org/Articles/AtmCon_index.html
It comes from the 'Beiträge zur Rudolf Steiner Gesamtausgabe, vol 63. It is an essay from 1882.
Van
Ron Breland
@
"The universe is made of stories, not of atoms." Muriel Rukeyser. Born this day, December 15, 1913. "Sometimes people need stories more than they need bread. That is all that is holding us together; stories and compassion." Barry Lopez