Home
>
Blog
>
De geest van het ouder worden

De geest van het ouder worden

door

Mieke Mosmuller

14-09-2016 5 commentaren Print!

Als we het menselijke wezen zouden zien als een levend wezen en het bekijken alsof het niet met ons zelf te doen heeft, dan zouden we een nogal gecompliceerd fysiek organisme zien dat aan de top van de evolutie lijkt te staan. In de jeugd is het mooi en het leert heel veel; later stabiliseert het en houdt de kennis actueel; dan komt het langzamerhand in verval, wordt minder mooi, handelt langzamer, totdat de dood volgt.


Maar nu zijn we tevens onderdeel van de menselijke soort. We kijken ernaar van buiten af, maar we zijn ook als deelnemers erin. Dat is een specifieke menselijke vaardigheid, om ergens in te zijn en tegelijkertijd er ook tegenover te kunnen zijn. En zo hebben we de mogelijkheid om ons zelf zorgvuldig te bekijken, terwijl we ouder en ouder worden. We bekijken onszelf niet alleen in de spiegel, maar ook echt innerlijk, niet alleen fysiek innerlijk, zoals het voelen van hoe je fysieke toestand is - vermoeid, fit, gezond enzovoort - maar ook psychisch innerlijk. Hoe meer we eraan gewend zijn om een innerlijke blik op onszelf te werpen, des te meer is deze psychische blik op onszelf een algemene dagelijkse activiteit.

Wanneer we alleen naar het fysieke lichaam kijken, dan is ouder worden een nogal pijnlijk proces. Als de blik ruimer is, dan wordt iets anders duidelijk. Ik heb als arts gewerkt, gedurende tientallen jaren. Hoeveel oudere mensen hebben aan mijn bureau gezeten? Een ding is zo duidelijk als maar kan: niemand van de oudere mensen die ik heb gezien, ziet zichzelf als psychisch oud. Natuurlijk is er een deel van het innerlijke leven dat aangedaan wordt door het ouder worden. Maar het gevoel dat we ons zelf zijn, het bewustzijn van het ik, dat wordt niet ouder. Het wordt rijker, wijzer, heeft meer levenservaring, kan de dingen beter in perspectief zien. Maar het ik-gevoel veroudert niet.

Daarom is het werkelijk onvoorstelbaar dat er oudere mensen zijn die dan toch nog denken dat hun ik fysiek is, dat het fysieke lichaam de producent is van het ik-gevoel. Als dat waar was, dan zouden alle ouder wordende mensen ouder wordende 'ikken' hebben, maar dat hebben ze niet. Het ik blijft even jong en levendig als altijd, het wordt zelfs nog levendiger - zolang als het niet helemaal vervallen is aan het fysieke lichaam. En zoals ik al zei, ouder wordende mensen vertellen over hun ik, spreken vanuit hun ik en laten daarmee zien dat het ik een zelfwerkzaam, onafhankelijk wezen is, dat weliswaar door het ouder wordende lichaam enigszins wordt aangedaan, maar dat niet het resultaat van dit lichaam is. Dus alle materialistische oude mensen die geloven dat er 'na de dood niets zal zijn', hebben nagelaten om naar zichzelf te kijken in het innerlijke psychische leven. Zouden ze zichzelf herinneren, dan zouden ze verbaasd zijn door de onlogische conclusies die ze trekken.

En als we naar ouder wordende mensen zouden kijken terwijl we in staat zijn om de aandacht af te leiden van het alleen fysieke en deze aandacht te richten op het meer ik-achtige wezen, dan zouden we de geest zien, omdat deze steeds meer van het fysieke te onderscheiden is, naarmate de mens ouder wordt.

In de filosofie worden de wezens die begaafd zijn met een ziel 'animaal' genoemd, omdat in het Latijn ziel 'anima' is. Maar wanneer je kijkt naar ouder wordende dieren en deze vergelijkt met ouder wordende menselijke wezens, dan zul je zelf zien dat, hoewel een menselijk wezen inderdaad begaafd is met 'anima' en dus 'geanimeerd' is, het nog iets heeft dat daar bovenuit gaat. Weliswaar wordt het fysieke lichaam oud en rustig, aan de andere kant wordt de geest, de 'anima humana', steeds vrijer en steeds meer met geest begaafd.- als tenminste het ouder wordende menselijke wezen niet vergeet, naar zijn innerlijke leven te kijken en daar te zien dat dit helemaal niet ouder wordt.

*

Citaat uit een brief, uit het boek van Vincent van Gogh: Vincent van Gogh, een leven in brieven 1853-1890. Brief aan Theo van Gogh.
'Ik heb weer twee tekeningen nu, de ene is een man die in de bijbel leest en de andere is een man die zijn gebed zegt voor zijn middagmaal dat op tafel staat. Beide zijn beslist in, wat men zou kunnen noemen, een ouderwets sentiment, ze zijn precies zulke figuren als de oude man met zijn hoofd in de handen.
...
Mijn bedoeling met deze twee en ook met de eerste oude man is dezelfde, namelijk om de speciale stemming van Kerstmis en Oudejaar uit te drukken. In die tijd, zowel in Holland als in Engeland, is er nog steeds een religieus element overal in feite, tenminste in de Bretagne en ook in de Elzas. Of men nu precies in de vorm het eens is daargelaten, het is toch iets wat je respecteert wanneer het oprecht is en wat mij betreft kan ik daar volledig in deel hebben en heb er zelfs behoefte aan, althans in dit opzicht, dat ik evenzeer als zo'n  oude man het gevoel heb van en het geloof in iets hogers, zelfs al weet ik niet precies wie of wat er zal zijn. Ik vind het een mooi woord van Victor Hugo dat de religies voorbijgaan, maar God blijft. En ik vind het een mooi woord van Gavarni : Het gaat erom te vatten wat niet voorbijgaat in datgene wat voorbijgaat. Een van de dingen die niet voorbijgaan is dat 'iets' wat hoog is en het geloof in God, zelfs al veranderen de vormen, een verandering die even noodzakelijk is als de vernieuwing van het groen in de lente. Maar je zult begrijpen uit het een en ander, dat mijn bedoeling in deze tekeningen niet is om aan de vorm hulde te doen, doch wel om te tonen dat ik het Kerstmis en Oudejaarssentiment diep respecteer. En als er enig sentiment of expressie in is gekomen, dan is het omdat ik zelf dat meegevoel.'

De geest van het ouder worden
Tekening van Vincent van GoghDe geest van het ouder worden door Mieke Mosmuller

Geef uw commentaar





* Commentaren worden vóór plaatsing beoordeeld op hun inhoud. Commentaren met grove, discriminerende, racistische, beledigende, gewelddadige en/of kwetsende uitlatingen worden niet geplaatst. Een ieder die deze regels niet in acht neemt kan, zonder opgaaf van redenenen, worden geblokkeerd.
Commentaren
  • Van Gerheart Bandorf @
    „Würden sie sich erinnern, dann müssten sie über die unlogischen Schlüsse, die sie ziehen, staunen.“

    Eine sehr wesentliche Aussage, welche als Phänomen in vielen Lebensbereichen vorzufinden ist, die Halt machen vor dem zuende Denken und das Zuende-Denken geneigt sind durch Doxa zu ersetzen!

    Es besteht ja heutzutage geradezu eine Art Angst, sich mit Geisteswissenschaft anthroposophischer Prägung zu befassen. Angst besteht davor, sie erwägend überhaupt zuzulassen, so, als wohne Geisteswissenschaft resp. dem Zuende-Denken eine zauberische Verführungskraft inne, die einen bewegen würde, die festgefügten Affizierungen und plausiblen Führwahrhaltungen (Doxa), die das gewohnte Selbst ausmachen, zu verlieren.

    Es ist der Impuls dieser Angst begründet durch die während des Lebens erworbenen, organischen Manifestierungen (Fleischwerdungen qua nisus formativus) dessen, was sich aus Vergangenheitsimpulsen speist: Die seelisch-geistigen Formkräfte werden korrumpiert nach der einen Seite über Modifikationen der Leiblichkeit - als Offenbarungs-Werkzeug des Geistigen -, mittels Substanzeinflüsse (vulgo: Ernährung/Stoffwechsel/Metabolismus => Transsubstantiation), und nach der anderen Seite durch konditionierende Setzungen von Vorstellungen, als Surrogate für die Wirklichkeitsauffassung.

    So führt dies dazu, daß in Majorität ältere Menschen heutzutage regelrecht be-, resp. verhindert sind, dasjenige zur Bewußtheit zu bringen, was sie einerseits von sich gewahr werden – so wie Sie dies hier treffend charakterisiert haben im Erleben Älterer, daß diese sich als jung (ich möchte eher sagen: als a k t u e l l) erleben: „Das Ich bleibt ebenso jung und lebendig wie immer, es wird sogar noch lebendiger – solange es nicht ganz dem physischen Leib verfallen ist.“ – und andererseits daraus keinen entsprechenden Schluß in Bezug auf ihr Wesen im Sinne ,anima humana’ ziehen können. Und so trifft es in vollem Maße in Majorität bei heutigen ‚zivilisierten‘ älteren Menschen zu, was R. Steiner so ausdrückt: „Das wichtigste Problem alles menschlichen Denkens ist das: den Menschen als auf sich selbst gegründete freie Persönlichkeit zu begreifen.“ – und -: „Alle übrigen Dinge in der Welt kann man durch Ideen definieren; das eigene Ich aber müssen wir als Einzelnes in und erleben.“

    Mit herzlichem Gruß!

    P.S.:
    Ich würde es für sehr notwendig ansehen, wenn Sie, liebe Frau Mosmuller, gerade aufgrund Ihrer medizinischen Profession, einmal sich den Aspekten der Organbildungen, ihrer okkulten makrokosmischen Organisation und ihren Prägungen im Verlaufe des Lebens, per Blog(s) widmen könnten.

    • Van Mieke Mosmuller @
      Zu Ihrem P.S.: Von 1978 an habe ich als Ärztin mit meinem Mann zusammen gearbeitet und wir haben in der Zusammenarbeit viele Erkentnisse gewonnen im Gebiet, das Sie andeuten. Wir haben bis jetzt darüber nicht gesprochen oder geschrieben. Damals hatten wir einen sehr lebendigen Praxis und drei aufwachsende Kinder, und in der Freizeit studierten wir Steiner. Jetzt haben wir in dem Kalender für 2018 (Deo volente) ein oder mehrere Seminare für Ärzte stehen, worin wir einen Anfang machen wollen, unsere Erkenntnisse mit Kollegen zu teilen.
      • Van Gerheart Bandorf @
        Vielen Dank für Ihre Antwort! Das würde mich ebenfalls sehr interessieren und ggf. daran teilnehmen wollen.
      • Van Gerheart Bandorf @
        Gibt es schon ein Konzept dazu?
        Etwa auch in Hinsicht auf epigenetische Modifikationen, wie DNA-Methylierung auf a. exogen medizinisch-technischem Anwendungsgebiet und auch b. exogener, kulturell-pädagogischer Modifikations-Anwendungsaspekte auf der einen Seite, und den Aspekten von Form-Inhalt-Fragen (so zusagen Geist-Gefühl & Gefüge) zu quasi endogenen, geistig intrinsischen, Wirkrichtungen durch das Ich als karmisch quasi affirmiertes Selbst mittels -> Astralleib -> Ätherleib -> Soma andererseits, und diesbezüglicher Erörterungen zu der Entwicklung von Geistselbst -> Lebensgeist -> Geistesmensch?

        Ich erachte es als eine der größten Herausforderungen und Notwendigkeiten, jetzt am Beginn des 21. Jahrhunderts, daß Geisteswissenschaft anthroposophischer Prägung sich auf diesem Feld positioniert und Stellung bezieht zu den Fragen bzgl. Leibesorganisation und geistiger Betätigung, - und Hemmungseingriffen durch Modifizierungen der letzteren, wie etwa epigenetische Modifikationen der Embryogenese; was heutzutage, ich möchte fast zynisch anmerken, grobschlächtig durch z.B. Ultraschall udgl. noch sehr hemdsärmelig in seinen Potentialen aus- und angetestet wird.

        Nun ist Epigenetik selbst noch eine sehr junge Wissenschaft auf ihrem materiellen Gebiet und beschäftigt sich weitestgehend noch mit den Fragen der Diagnostik, wobei durchaus schon ein Umdenken zu beobachten ist, Epigenetik ‚therapeutisch‘ zur Musterförderung, also zur teleologisch intendierten Auslese von Talenten und Begabungen anzuwenden.

        (Mir fällt in dem Zusammenhang stets eine Aussage R. Steiners dazu ein - leider erinnere ich im Moment nicht die genaue Stelle -, wo er vorträgt, er eröffne den Zuhörern nun kurz ein kleines Fenster in die siebte nachatlantische Epoche, um dann weiter darzustellen, daß Menschen, die dann (noch) von Moral reden werden, ‚geheilt‘ würden.)

        Zu etlichen solcher hindeutenden Aussagen Rudolf Steiners ist heute schon zu konstatieren, daß eine gewisse Beschleunigung solcher Entwicklungen eintritt, wobe der Umstand anscheinend in besonderem Maße zu greifen scheint, daß das Böse dasjenige Gute ist, welches vorzeitig zur Aktualität kommt.
  • Van Michael Hall @
    Beautiful and true. Thank you.