Als we het menselijke wezen zouden zien als een levend wezen en het bekijken alsof het niet met ons zelf te doen heeft, dan zouden we een nogal gecompliceerd fysiek organisme zien dat aan de top van de evolutie lijkt te staan. In de jeugd is het mooi en het leert heel veel; later stabiliseert het en houdt de kennis actueel; dan komt het langzamerhand in verval, wordt minder mooi, handelt langzamer, totdat de dood volgt.
Maar nu zijn we tevens onderdeel van de menselijke soort. We kijken ernaar van buiten af, maar we zijn ook als deelnemers erin. Dat is een specifieke menselijke vaardigheid, om ergens in te zijn en tegelijkertijd er ook tegenover te kunnen zijn. En zo hebben we de mogelijkheid om ons zelf zorgvuldig te bekijken, terwijl we ouder en ouder worden. We bekijken onszelf niet alleen in de spiegel, maar ook echt innerlijk, niet alleen fysiek innerlijk, zoals het voelen van hoe je fysieke toestand is - vermoeid, fit, gezond enzovoort - maar ook psychisch innerlijk. Hoe meer we eraan gewend zijn om een innerlijke blik op onszelf te werpen, des te meer is deze psychische blik op onszelf een algemene dagelijkse activiteit.
Wanneer we alleen naar het fysieke lichaam kijken, dan is ouder worden een nogal pijnlijk proces. Als de blik ruimer is, dan wordt iets anders duidelijk. Ik heb als arts gewerkt, gedurende tientallen jaren. Hoeveel oudere mensen hebben aan mijn bureau gezeten? Een ding is zo duidelijk als maar kan: niemand van de oudere mensen die ik heb gezien, ziet zichzelf als psychisch oud. Natuurlijk is er een deel van het innerlijke leven dat aangedaan wordt door het ouder worden. Maar het gevoel dat we ons zelf zijn, het bewustzijn van het ik, dat wordt niet ouder. Het wordt rijker, wijzer, heeft meer levenservaring, kan de dingen beter in perspectief zien. Maar het ik-gevoel veroudert niet.
Daarom is het werkelijk onvoorstelbaar dat er oudere mensen zijn die dan toch nog denken dat hun ik fysiek is, dat het fysieke lichaam de producent is van het ik-gevoel. Als dat waar was, dan zouden alle ouder wordende mensen ouder wordende 'ikken' hebben, maar dat hebben ze niet. Het ik blijft even jong en levendig als altijd, het wordt zelfs nog levendiger - zolang als het niet helemaal vervallen is aan het fysieke lichaam. En zoals ik al zei, ouder wordende mensen vertellen over hun ik, spreken vanuit hun ik en laten daarmee zien dat het ik een zelfwerkzaam, onafhankelijk wezen is, dat weliswaar door het ouder wordende lichaam enigszins wordt aangedaan, maar dat niet het resultaat van dit lichaam is. Dus alle materialistische oude mensen die geloven dat er 'na de dood niets zal zijn', hebben nagelaten om naar zichzelf te kijken in het innerlijke psychische leven. Zouden ze zichzelf herinneren, dan zouden ze verbaasd zijn door de onlogische conclusies die ze trekken.
En als we naar ouder wordende mensen zouden kijken terwijl we in staat zijn om de aandacht af te leiden van het alleen fysieke en deze aandacht te richten op het meer ik-achtige wezen, dan zouden we de geest zien, omdat deze steeds meer van het fysieke te onderscheiden is, naarmate de mens ouder wordt.
In de filosofie worden de wezens die begaafd zijn met een ziel 'animaal' genoemd, omdat in het Latijn ziel 'anima' is. Maar wanneer je kijkt naar ouder wordende dieren en deze vergelijkt met ouder wordende menselijke wezens, dan zul je zelf zien dat, hoewel een menselijk wezen inderdaad begaafd is met 'anima' en dus 'geanimeerd' is, het nog iets heeft dat daar bovenuit gaat. Weliswaar wordt het fysieke lichaam oud en rustig, aan de andere kant wordt de geest, de 'anima humana', steeds vrijer en steeds meer met geest begaafd.- als tenminste het ouder wordende menselijke wezen niet vergeet, naar zijn innerlijke leven te kijken en daar te zien dat dit helemaal niet ouder wordt.
*
Citaat uit een brief, uit het boek van Vincent van Gogh: Vincent van Gogh, een leven in brieven 1853-1890. Brief aan Theo van Gogh.
'Ik heb weer twee tekeningen nu, de ene is een man die in de bijbel leest en de andere is een man die zijn gebed zegt voor zijn middagmaal dat op tafel staat. Beide zijn beslist in, wat men zou kunnen noemen, een ouderwets sentiment, ze zijn precies zulke figuren als de oude man met zijn hoofd in de handen.
...
Mijn bedoeling met deze twee en ook met de eerste oude man is dezelfde, namelijk om de speciale stemming van Kerstmis en Oudejaar uit te drukken. In die tijd, zowel in Holland als in Engeland, is er nog steeds een religieus element overal in feite, tenminste in de Bretagne en ook in de Elzas. Of men nu precies in de vorm het eens is daargelaten, het is toch iets wat je respecteert wanneer het oprecht is en wat mij betreft kan ik daar volledig in deel hebben en heb er zelfs behoefte aan, althans in dit opzicht, dat ik evenzeer als zo'n oude man het gevoel heb van en het geloof in iets hogers, zelfs al weet ik niet precies wie of wat er zal zijn. Ik vind het een mooi woord van Victor Hugo dat de religies voorbijgaan, maar God blijft. En ik vind het een mooi woord van Gavarni : Het gaat erom te vatten wat niet voorbijgaat in datgene wat voorbijgaat. Een van de dingen die niet voorbijgaan is dat 'iets' wat hoog is en het geloof in God, zelfs al veranderen de vormen, een verandering die even noodzakelijk is als de vernieuwing van het groen in de lente. Maar je zult begrijpen uit het een en ander, dat mijn bedoeling in deze tekeningen niet is om aan de vorm hulde te doen, doch wel om te tonen dat ik het Kerstmis en Oudejaarssentiment diep respecteer. En als er enig sentiment of expressie in is gekomen, dan is het omdat ik zelf dat meegevoel.'
Tekening van Vincent van Gogh
De geest van het ouder worden door Mieke Mosmuller