Dan is er de zonde die op een gebrek aan liefde berust, op te weinig liefde. Deze wordt de Acedia genoemd, de traagheid, ook de lauwheid. Deze zonde werd in het verloop van de eeuwen steeds meer als de hoofdzonde gezien, waaruit eigenlijk alle andere zonden voortkomen. Het is een soort onverschilligheid, een innerlijke passiviteit. Letterlijk betekent het woord 'zonder zorg', zonder voorzorg. Ook wordt vaak de acedia tristitia genoemd, of melancholia. Maar er is toch een fijne onderscheiding tussen de beide betekenissen. Tristitia betekent dat men zich van zijn opgave afwendt, dat men de zware arbeid waartoe men verplicht is niet opbrengt. Acedia betekent dat men zich overgeeft aan een rust die men niet heeft verdiend. In de kloosters betekende de traagheid dat een monnik zijn lichamelijke en zielsmatige oefeningen niet deed.
Petrarca, in de 14e eeuw, geeft aan acedia een heel eigen betekenis, die voor de 21e eeuw actueel is. Hij ziet in de acedia een melancholie, een ziekte van de stemming, een depressie. De afkeer tegen welke activiteiten ook is het kenmerk van deze stemming.
De te grote liefde voor het aardse genot leidt tot drie verdere zonden. Deze liefde leidt niet tot de eeuwige zaligheid, ook niet tot het hoogste goed dat vrucht en wortel van al het goede is. Het zijn de drie zonden die op wensen berusten: avaritia, de hebzucht; gula, de vraatzucht; en luxuria, de wellust.
In Dante's Divina Commedia worden de hoofdzonden aanschouwelijk geschilderd, de boetedoening wordt in beeld gebracht. De boetedoening duurt zolang totdat de ziel helemaal gereinigd is van het kwaad. Pas dan verkrijgt ze de vleugels die haar dragen tot in het hemelse paradijs, tot aan de aanschouwing van God.
De trots wordt in de onderste laag van de Louteringsberg is uitgeboet. Deze laag is versierd met reliëfs die alle de deemoed tonen. De boetedoening zelf wordt in het tiende gezang als volgt beschreven:
„De lasten, die ze torsen, doen hen zo diep het hoofd naar onder neigen,dat ook mijn ogen eerst in tweestrijd waren.Maar kijk nu ginds en tracht door 't oog te ontdekken, wat onder zulke steengevaarten nadert.Reeds kunt ge zien, hoe ze allen zuchtend zwoegen . ---Zoals, om zoldering of dak te schoren, als kraagsteen menigmaal figuren dienen,die tot de Borst hun knie naar boven trekken, zodat, bij wie ze ziet, hun schijnbaar lijden vaak echte pijn verwekt: zo saamgekrompenzag ik de schimmen daar bij scherper schouwen.De nijd wordt in de tweede laag afgelegd. Hier zijn geen figuren en beelden. Er klinkt slechts allerlei aansporing tot de naastenliefde. De boetedoening wordt aangrijpend geschilderd.
Want toen ik hun zo dicht reeds was genaderd, dat bun gebaren helder tot mij kwamen,deed bitter leed mij de ogen overlopen. Ze schenen mij bedekt met grove pijen; en de ene steunde de andre met z'n schouder,terwijl hen allen saam de Rotswand steunde.Zo staan de blinden in hun schaamle lompen bij 't kerkportaal, wanneer ze 'n aalmoes vragen;en de ene neigt z'n hoofd dan over de andre,om eerder aller deernis op to wekken,---Want aller ogen zijn met ijzren draden dichtgesnoerd gelijk bij wilde sperwersgedaan wordt, als ze zich niet rustig houden. Bij het opstijgen tot de derde laag, waar de
toornigen boeten, raakt Dante in extase en heeft visioenen van zachtmoedigheid. Zodra hij echter de derde laag bereikt heeft, stijgen daar zwarte wolken op, die zich als zwarte rook openbaren.
In de vierde laag moeten de
tragen voortdurend met grote haast rondom de berg rennen. In de vijfde laag liggen de
hebzuchtigen ononderbroken op de grond met hun gezicht daarheen gewend.
De
vraatzuchtigen lopen in de zesde laag hongerend en vermagerd rond.
Bij het opstijgen tot de zevende laag komt een verzengend vuur uit de rotswand te voorschijn. In dit vurig leven de zielen en zingen een hymne. Zij louteren zich in de vlammen en zingen over kuisheid en onkuisheid. De
luxuria wordt hier afgelegd.
Dat zijn de zeven hoofdzonden. wanneer men ze zo beschrijft, kan men ze van buitenaf, buiten het eigen wezen beleven. In de
zelfkennis worden ze beleefd, wanneer men zich meditatief in de werkingen en beelden van de boetedoening verdiept. Omdat de liefde ten grondslag ligt aan alle zondigheid kan men de verschillende zonden dynamisch beleven. In dit beleven duikt een vermoeden op, een gelijkenis met een andere beschrijving van de loutering van de ziel. Deze wordt immers ook in Rudolf Steiners 'Theosophie' beschreven en de vraag doet zich voor: Kan men de oude zondenleer in samenklank brengen met de anthroposofische louteringsweg?
Dante geeft in zijn zondenleer aan de liefde de hoofdrol. Thomas van Aquino ziet in de
Rede de kern van de deugd. Rudolf Steiner geeft in de Theosofie de dynamische verhouding tussen sympathie en antipathie in de ziel als hoofdmotief van de loutering van de ziel. Deze loutering moet na elke dood wordt doorleefd. Maar diegene die de zelfkennis zoekt, zoekt die loutering reeds in het aardeleven.

De zeven hoofdzonden geschilderd door Hieronymus Bosch, 15e eeuw. Madrid, Museo del Prado.
De Louteringsberg in de Divina Commedia van Dante door Mieke Mosmuller