Het pijnlijke is – het blijkt, dat dit pijnlijk voor ons is - dat dit niet zozeer meer een inhoud betreft. Tot nog toe hebben de cultuurperioden rijkdom aan inhoud gebracht, maar nu staan we op een keerpunt. En dat keerpunt is, dat we met de kracht van de mensheidsrepresentant ertoe kunnen komen om vanaf nu alles wat er in de wereld is in onze individualiteit op te nemen en weer terug te geven, te beginnen met de intellectualiteit. Dan hebben we geen inhoud voor onze cultuur, maar dan we hebben een proces, een daad, iets wat verricht moeten worden. En dat is het pijnlijke, en daar moet de mens wel echt aan wennen, dat er een enorme rijkdom aan uiterlijke verschijningen is, die alleen maar komen wanneer in het innerlijk iets is omgekeerd. Dat is een proces waar je dan als individualiteit niet meer buiten kunt blijven. Je kunt niet je instrument om kunstzinnig bezig te zijn daar buiten je neerzetten en dan ermee aan het werk gaan. Het doek en het palet met de kleuren en dan daar een schildering maken of je dwarsfluit nemen en een sonate van Bach spelen. Dat is al wel dichterbij maar het is toch ook buiten je, iets waar je veel aan beleeft, maar het is iets wat naar buiten toe werkzaam is.
En nu wordt er van ons gevraagd om innerlijk een stap te zetten die dan ook nog eigenlijk totaal niet gezien wordt. Dus het enige wat je daarvoor koopt is dat je zelf een ander mens wordt, maar dat een ander daar nou echt veel bijzondere waarde aan zal hechten is niet het eerste wat er gebeurt. Dus je kunt niet zo makkelijk jezelf openbaren zoals dat in vorige cultuurperioden het geval was. Dat kun je nog wel, maar dan doe je dat met de oude kracht en met de krachten uit de vorige cultuurperioden, ook wanneer je in het denken bezig bent. Dan kun je dat ook nog altijd heel goed doen met de krachten uit de verstands- en gemoedsziel. Maar de bewustzijnsziel is een proces. En die bereik je dus niet door de straat op te gaan om te protesteren, of te hopen dat je door artikelen te schrijven de komst van 5G tegenhoudt enzovoort enzovoort, dat gaat niet. Dat moet op een hele andere manier, het moet gelijkenis krijgen met dat beeld (de mensheidsrepresentant), namelijk dat we hier in Europa mensen worden die representanten zijn van de mensheid zoals die nu zou moeten zijn. En dat is wat mij betreft iets om groot optimisme over te hebben en ook heel groot enthousiasme; en een zekerheid dat, wanneer de Europese mens - dat hoeft niet iedereen te doen - maar wanneer bepaalde groepen van mensen dat enthousiasme opnemen en het in werking zetten, dat dan Europa de opgave vervult, dan is de ziel van Europa er, dan kent Europa de eigen identiteit, dan zijn er geen nationalismen nodig, want dan weet ieder volk met alle individuen daarin, vanuit de bewustzijnsziel, wie ze zijn. Dan heb je dat niet nodig, om dat voortdurend af te zetten tegen het andere – dat geldt natuurlijk ook in het klein. Goed, dat is wat ik, sinds ik dat begrepen heb uit het werk van Rudolf Steiner, steeds wil zeggen, dat wij dat tot ontwikkeling moeten brengen: het verbinden van de intellectualiteit met de individualiteit. Dat is de eerste opgave en die ligt in een onzichtbaar gebied, maar het verwerkelijken van die opgave heeft verstrekkende gevolgen, ook voor jezelf. Dus dat is eigenlijk wat ik iedere keer weer opnieuw zeggen wil. En wat je ook naar voren zou brengen, wat je zou kunnen doen in deze tijd, ik zal dat altijd minder vinden, ook al is het nog zo goed, dan deze omkering die de mens nu echt in zijn innerlijk moet maken.
En de anthroposofen hebben genoeg kennis van zaken, genoeg weten, genoeg achtergrondinformatie, om dat ook werkelijk te kunnen.
Dat de genootschappen, de geheime genootschappen, die groeperingen zoveel macht hebben heeft te maken met het feit dat ze hun leden in lagere graden bepaalde tekenen en handgrepen en woorden en gebeden en beelden geven, waar geen begrip bij nodig is en ook niet gegeven wordt. Het begrip zou wel nodig zijn, maar het wordt niet gegeven. Rudolf Steiner beschrijft dat en dat kun je ook wel zien, daar hoef je niet helderziend voor te zijn, dat mensen die lid zijn van zo’n orde, van zo’n loge, dat zij in hun etherlichaam - dat zie je dan misschien niet - maar je ziet dat zij vervuld zijn van een onbewuste wijsheid. Dat mensen die dat doorlopen van de graden meemaken, daardoor in een onbewuste of in een onderbewuste - niet in het dagbewustzijn, maar in dat andere bewustzijn in het etherische, dat ze daar doordrenkt zijn met wijsheid. Maar omdat ze geen bewuste voorbereiding daarvoor hebben staan ze open voor de invloed van de hogere graden. Dat zou ons anthroposofen niet kunnen gebeuren, want we hebben die tekenen niet, we hebben die woorden niet, we hebben dat soort handgrepen niet. We hebben kennis, weten, en we hebben de volle mogelijkheid om de geesteswetenschap te studeren. Wanneer je al dat weten in je opneemt - ook al vergeet je het weer meteen – heb je het bewust doorgemaakt met de intellectualiteit, met het gezonde mensenverstand en dat beschermt je tegen alle onbewuste ingrepen van buitenaf.
Het is toch bijzonder om dat te weten en daarop te kunnen vertrouwen, dat je niet in zo'n positie kunt komen, waarin leden van geheime genootschappen zijn, die weliswaar een misschien veel grotere wijsheid dan wij hebben, omdat het symbolisch is ingebracht, maar die er geen weet van hebben en daardoor zijn ze bevattelijk voor beïnvloeding. Dat kan niet gebeuren als je de geesteswetenschap bestudeert, die verloopt in het volle verstandige bewustzijn. Dus moet je ook wel studeren, je moet de geesteswetenschap van Rudolf Steiner ook opnemen. Dat hoeft niet heel veel te zijn, maar dat moet wel gebeuren. Er moet die stap gezet worden van het verbinden van de intellectualiteit met de individualiteit en dat wil zeggen, dat je in feite je denkvermogen zodanig schoolt en versterkt, dat het zich uiteindelijk tijdens het wakker zijn niet aan je onttrekt, dus dat er geen momenten zijn waarin je niet ofwel ziet of hoort wat je zelf wil. Voor een arts is dat een heel bijzondere eigenschap om die te proberen te ontwikkelen, dat wanneer je naar een patiënt kijkt en luistert dat je niks ontgaat, dat je niet naderhand zegt: Oh wat zei die ook weer? Dat je dat echt precies volgt en dat moet natuurlijk in het samenzijn tussen de mensen ook komen, dat je niet in je eigen gedachten die halve dromen zijn wegzweeft, maar dat je volbewust in de werkelijkheid bent. De wakkerheid die dan ontstaat, die steeds groter wordt, die beschermt je tegen die twee machten die voortdurend erop uit zijn om buiten jouw wezen om zich in elkaar te grijpen en je dan in hun macht te nemen. In feite zijn alle oefeningen die je bij Rudolf Steiner vindt wel in dat licht gesteld, alleen zijn we vanuit de toestand waarin we verkeren, die uit het verleden komt, toch altijd heel goed in staat om dat te omzeilen en toch weer met het gewone niet-individuele bewustzijn wat weg te dromen en dat dan meditatie te noemen of zo... Waar het om gaat is dat wat wij denken noemen, met wil doordrongen wordt. Dat is eigenlijk de grondzin. Daar zijn we in bepaalde groepen natuurlijk al heel ver mee op weg, we hebben dat ook heel vaak gedaan, maar eigenlijk zouden we - laten we zeggen dat Nederland een belangrijke rol speelt bij het ontwikkelen van de bewustzijnsziel in Europa en dat in Nederland in alle grote steden of ook dorpen groepen zouden ontstaan die zich regelmatig bezighouden met het concreet brengen van wil in het denken. Dan zou je een heel andere werking krijgen in de maatschappij, in de cultuur. Dat is niet de wil om de straat op te gaan en daar te marcheren met leuzen. Nee, je blijft op je stoel zitten, maar je brengt de wil, die een individuele wil is, in het universele denken.
Het denken is universeel.
Niet wanneer je lievelingsgedachten met gevoelens doorspekt, maar wel wanneer je objectieve gedachten neemt en je brengt daar je individuele wil in.
Ik heb dat in de vorm gebracht, dat je bewust je denken in gang zet. Dat is de wil. Dat wil zeggen dat je niet gewoon maar begint, maar dat je je bezint op het feit dat je wil gaan denken en dat je die denkwil als het ware in je gedachten brengt. Maar er zijn ook meditaties die Rudolf Steiner gegeven heeft, waar dat in woorden, als proces gegeven is.
Het moeilijke is dat de meeste mensen niet geloven, dat daar nou werkelijk het heil vanuit zou gaan, dat je in feite daarmee zou moeten beginnen en dat dat wonderen zou verrichten. Dat geloven de mensen niet. Ze denken: Nee, je moet handelingen verrichten. Maar dit is een handeling en dit is de handeling, namelijk, dat je de individualiteit met de universaliteit verbindt. En wanneer je met je individualiteit leert bewegen, je voortbewegen in dat universele denkgebied, dan kom je in een geestgebied, waarvan je dan steeds meer en meer - de overgang is abrupt, van het ene moment op het andere weet je: nu ben ik met mijn denken niet meer in het gebied van de natuur, van het lichaam, en al helemaal niet in het gebied van de ondernatuur, van het elektromagnetisme - maar ik bevind me met dat universele denken in een gebied wat zo vrij geworden is, doordat ik de individuele wil daarin in heb gebracht. Dat lijkt iets, wat alleen maar voor die ene mens geldigheid heeft, maar dat is het niet. Dat is iets wat, wanneer dat op veel plaatsen zou gebeuren, dan zou dat werkelijk een totale omwenteling in Europa tot stand brengen. Dat durf ik echt met alle kracht te verkondigen. Alleen moet je dus beginnen met een soort bescheidenheid, dat je met elkaar of alleen in je stoel gaat zitten, dat niemand dat ziet wat je doet, dat je geloof hebt in de kracht van de geest, die de kracht heeft, die omwentelende kracht en dat je daar met heel kleine stapjes en met nauwelijks inhoud je weg gaat.
Een toehoorder zegt: Ik heb begrepen dat dat parallel loopt met de ontwikkeling van moraliteit. U spreekt over de ondernatuur, we hebben een compensatie nodig en dit is de weg van de moraliteit, de weg van de compensatie. Maar de moraliteit kan tenslotte niet in de stoel gedaan worden, die doet een beroep op de collectiviteit.
Maar die moraliteit wordt als eerste individueel in het zuivere denken gevat, om dan vervolgens collectief eventueel in een handelingsgemeenschap te kunnen komen. Maar het is iets wat wel echt bovenaan moet staan, dat je wel eerst uit die ondernatuur weg moet en dan ook nog uit de natuur zelf, en wel even ver als de ondernatuur onder de natuur staat, moet je met het denken boven de natuur uit. En daar zit een enorme tegenwerking, want die elektromagnetische straling bevat zoals we weten, sinds de voordrachten in St. Gallen van Rudolf Steiner, een dubbelganger van de mens, die uit de aarde als het ware opgestegen is kort na de geboorte en die hem pas weer vlak voor de dood verlaat. Dus in het hele aardeleven heb je een gezel bij je die helemaal niet van plan is om jou vrij te laten in het bovennatuurlijke denken, die klampt zich als het ware aan je vast en trekt je omlaag en die heeft een heel sterke wil en een heel sterk intellect, maar geen gevoel. Daarom is het, wanneer je de wil in het denken gaat brengen zo, dat daar de beleving ontstaat en die kan de dubbelganger niet hebben, juist dat niet en daar zit ook de toegang tot de moraliteit - want dat is wat Rudolf Steiner in zijn tijd ook gezegd heeft - met hetzelfde verstand waarmee men nu de problemen wil oplossen heeft men de problemen ook gecreëerd. Dat gaat niet, je kunt niet met datzelfde verstand de problemen oplossen, de problemen die het verstand eerst heeft gecreëerd. Er moet iets anders worden ontwikkeld van waaruit je dan de juiste intuïties krijgt om die problemen op te lossen - en dat ligt dus in dat doorwilde maar beleefde denken. Ik beleef dat als een gebied van onaantastbaarheid van de mens en ik had op een gegeven moment bij Rudolf Steiner ook gelezen dat dat gebied ook werkelijk onaantastbaar is - dat Ahriman daar niet in kan, maar Lucifer ook niet.
Je legt het boek weer weg en je weet dat je het gelezen hebt, maar je weet later niet meer waar... Totdat je dan op een gegeven moment, na zoveel jaren, plotseling dat boek nog eens een keer leest en dan wel opschrijft waar het precies staat. Het staat in de laatste voordracht van GA 187. Op het moment dat het denken niet meer in abstracte begrippen denkt, maar een vormend denken wordt, heb je een willend belevend vormend denken dat onaantastbaar is voor die tegenmachten en waar je belevend in het gebied van de moraliteit bent. Dat zou je toch willen, dat dat overal tot stand zou komen.
Vraag: Kun je zo'n uitspraak concreet maken, zonder dat er terminologie aan te pas komt?
Ja, dat kan. Stel je voor, het is voorjaar en je ziet overal de planten ontkiemen en opbloeien en uiteindelijk ook bloemen krijgen en vrucht dragen. Gebruik je denken dan niet om over die plant na te denken, niet om te denken - zelfs niet om over de oeridee van de plant van Goethe te denken - maar gebruik je denken om met die plant mee te groeien, dus echt helemaal in dit beeld te gaan, maar dan niet in een stilstaand beeld, maar in het groeiende beeld. Dat denken is nog steeds een denken, is hetzelfde element als waarmee je begrippen denkt, maar je bent helemaal een met het groeiproces van die plant. Ook al zou je het verkeerd doen - dat doet er niet toe. Ook al doe je heel rare dingen misschien, die de plant nooit zou doen, daar gaat het dan niet over. Het gaat om het ‘gestaltende Denken’, zo noemt Rudolf Steiner het. Het is alsof je schildert maar, dan is schilderen natuurlijk nog veel te oppervlakkig, dat blijft op een doek. Maar hier is het werkelijk de groeikracht van de plant zelf, die niet alleen groeit, maar die ook vormt. Zo'n oefening zou je kunnen doen. Dan begin je langzamerhand zelf gewaar te worden dat het echt iets heel anders is, of je een begrippen reeks denkt of je denkt met het denken iets dat gevormd wordt. Dan kun je langzamerhand met die kwaliteit die je aan de hand daarvan ontwikkelt ook onderduiken in de begripsdenken. Dat kan ook zo zijn, dat kan ook het ene begrip echt uit het andere voort
laten groeien als ware het een plant. Maar voorlopig, als je dat niet ontwikkeld hebt, is het begripsdenken eigenlijk niet geschikt daarvoor.
Er is een boek waarin de gedachten groeien als een plant, met dat boek zou je in staat moeten zijn om het ‘gestaltende Denken’ in begrippen te ontwikkelen. Dat boek is de Filosofie der Vrijheid van Rudolf Steiner en vervolgens zijn al zijn geschreven boeken groeiend en vormend denken. Maar dan moet je echt gaan meebewegen met het denken, erin onder duiken, niet van buitenaf ertegenaan kijken. Dan ga je dat beleven, dit groeien van het denken.
Daarbij moet ik het vanavond dan laten.
Europa en Zeus