Onze zintuigervaringen, gedachten en begrippen zijn gebaseerd op een leven in de ruimte. Onze voorstellingen zijn ruimtelijk van aard. Wanneer we op ons horloge kijken, wordt ook de tijd gevisualiseerd in een ruimtelijke vorm - voor zover we nog een wijzerplaats met de twaalf uren hebben. Ruimte is een soort werkelijkheid voor ons; tijd is veel minder een werkelijkheid. We moeten uiteraard leven met de tijd, het is een nogal dwingend medium, maar we hebben er geen duidelijk zintuig voor, zoals het oog voor de doorlichte ruimte om ons heen. Er zijn mensen met een goed tijdsgevoel, anderen hebben dat veel minder, komen bijvoorbeeld altijd te laat. Of nu tijd toch iets werkelijks is, of dat het een menselijk bedenksel is, een bedachte indeling om dag en nacht in te delen - dat is niet zonder meer duidelijk.
In de lente komen de planten weer uit de aarde op, zij schijnen te 'weten' dat het de juiste tijd voor hen is om te ontspruiten, en ze schijnen ook te weten wanneer ze naar hun aard moeten bloeien en vrucht dragen. Wat is dit mysterieuze fenomeen in de natuur - is het in ons verstand, in onze geest ook te vinden?
In de winter bevindt zich de macht van het denken in een individuele menselijke vorm. We voelen een innerlijk licht van het denken en de mogelijkheid om gedachten en begrippen te vormen - op eigen kracht. In de lente ligt een punt van ommekeer. We veranderen in de lente, naar de zomer toe, zo, dat we als het ware volmaakt omstulpen: wat in het innerlijk was, komt geheel buiten, wat buiten was, komt in het innerlijk. Dat gebeurt bij alle mensen, we hoeven er niet naar te streven. Maar we hebben er van nature geen bewustzijn van - dat is iets om naar te streven. De mens heeft de mogelijkheid om al zijn vermogens te brengen tot in het licht van het begrijpende bewustzijn, dat is het bereiken van de vrijheid.
Een weg om tot dit bewustzijn te komen is gegeven in de weekspreuken van Rudolf Steiner, de zielenkalender. Hierin geeft hij voor elke week van het jaar een spreuk. Door jezelf daar geheel mee te identificeren, je ermee te verenigen, leer je beleven hoe de mens zich met betrekking tot zijn positie tegenover zichzelf en de wereld door het jaar heen metamorfoseert. Van week tot week verandert die positie een heel klein beetje, en door je met deze lichte veranderingen te identificeren in een meditatie in gedachten, gevoelens en wilsimpulsen, voel je je overgedragen aan het verloop in de tijd. Het alledagsbewustzijn geeft een beleven van de ruimte, begeleid door het fenomeen tijd. Nu wordt de tijd het leidende fenomeen, de ziel voelt zich als belichaamd in de tijd.
In het uiterste van het zintuiglijk alVerliest gedachtenmacht het eigen zijn;Geestelijke werelden Vinden de mensenspruit weer, Die zijn kiem in hen,Maar zijn zielenvruchtIn zich moet vinden.Rudolf Steiner, Weekspreuken nr. 2
Ins Äussre des SinnesallsVerliert Gedankenmacht ihr Eigensein;Es finden GeistesweltenDen Menschensprossen wieder,Der Seinen Keim in ihnen,Doch seine SeelenfruchtIn sich muss finden.In de afgelopen week, na Pasen, konden we voelen hoe onze vreugde zich verenigde met het licht van de zon, en hoe gedachten in de kosmische verten trekken en ons binden aan het zijn van de Geest. Nu kun je dit beleven als iets versterkt. Wat in de winter de macht van het menselijke denken was, wordt nu verdund, het vloeit naar de uiterste grenzen van het zichtbare al. Het zuivere maar spiritueel arme menselijke denken bereikt de geestelijke wereld en we kunnen trachten te voelen, hoe we door de geestelijke werelden worden weergevonden. Zoals de golven die door een in het water geworpen steen worden gevormd, terugkomen naar het centrum wanneer ze het uiterste hebben bereikt, zo komen de spirituele werelden terug bij het menselijke wezen. De mens is een spruit van de geestelijke wereld, hij spruit uit hen voort, maar vindt de vrucht van de ziel in zichzelf.
We kunnen ons leren voelen als weergevonden door de geestelijke wereld, die ons laat ontspruiten daaruit en ons de vrijheid laat om de eigen vruchten te vinden in onszelf.
De week na Pasen door Mieke Mosmuller