Voordracht in Arnhem op 20 november 2018
Deel 4
Het is duidelijk dat er een sterke tegenmacht bestaat, die er alles aan doet om deze spiritualisering te voorkomen en de intelligentie te materialiseren en te mechaniseren.
We zien hoe in de loop van de geschiedenis in het christendom zelf de tegenmachten aan het werk zijn. Daardoor ontstaat een scheiding tussen het exoterische en het esoterische christendom. Daarnaast komen uiteraard van buiten het christendom krachten, die datgene wat eigenlijk de hoofdzaak van het christendom is zodanig van alle waarden willen ontdoen dat dit niet meer verder kan.
De natuur is het rijk van de Vader, het rijk van de noodzaak. Wij worden in het rijk van de Vader geboren en treffen daar een noodzaak aan, we treffen daar ons lot aan. We vinden onze familie, onze omgeving. Alles wat we daar aantreffen behoort in eerste instantie tot de noodzakelijkheid van ons aardebestaan. We hebben er geen macht over om daar iets tegenin te brengen. Dus je zou kunnen zeggen: datgene wat je vanuit de erfelijke lijn aan DNA meekrijgt, daar moet je het in die zin mee doen.
Het is natuurlijk bekend dat door bepaalde omstandigheden het DNA veranderd kan worden. Daaraan werkt ook de geneeskunde, om het DNA zo te leren manipuleren, dat je daar genezingen door kunt bewerken, door een gen wat ziektewerkingen in zich heeft in te wisselen voor een gezond gen. Maar dat zijn manipulaties. In feite is het rijk van de natuur het rijk van de Vader en daar moeten we ons in dat wijds uitgebreide horizontale vlak van het aardebestaan toch voorstellen dat het DNA daar thuishoort. Hoewel het zoals alles van kosmische oorsprong moet zijn. Maar de configuratie wordt natuurlijk wel degelijk voor een groot deel bepaald door datgene wat uit de erfelijke lijn komt. En het zal echt wel zo ver komen dat men dat heel nauwkeurig in kaart kan brengen en daardoor natuurlijk ook steeds meer vat krijgt op de processen die zich afspelen bij de overerving van bepaalde aandoeningen van de ouders op de kinderen en hoe je dat moet vermijden en wat er te verwachten valt. Dat zal in de komende tijd steeds meer bekend worden en dus ook bruikbaar worden - met alle gevaren die daaraan vast zitten. Maar het is het Rijk van de Vader.
Het Rijk van de Zoon is het Rijk van de vrijheid die door de Geest ontvangen wordt, maar die in het gebied van de Zoon ertoe leidt, dat het nog altijd mogelijk is en steeds meer mogelijk zal worden, dat in het gebied van de noodzakelijkheid van de natuur ook wonderen plaatsvinden.
Het wonder hoort eigenlijk niet bij de Vader. De Vader geeft de noodzaak, maar het wonder komt van de Zoon en dat zou je als arts toch heel graag beter willen leren kennen.
Dan kom je enigszins in het gebied van een andere macht dan die van het DNA.
Wat heeft de mens zelf in zich voor mogelijkheden om zich zo met de Zoon te verbinden dat de kracht van de Zoon werkzaam kan worden tot in het gebied van de Vader?
Je zou je kunnen voorstellen dat je dat - terwijl aan de ene kant dat gebeurt wat ik zojuist zei, in de wetenschap met het steeds beter in de hand krijgen van het DNA - dat aan de andere kant daar een mogelijkheid ontstaat die niets met die wetenschap direct te maken heeft, maar die te maken heeft met een geestkracht die de mens in zich kan ontwikkelen, waardoor een mutatiekracht ontstaat.
Zoals de kernexplosie aanleiding kan geven tot mutaties in het DNA, zo kun je je voorstellen dat de kernkracht van de menselijke geest in samenwerking, in samenklank met de kracht van de Zoon zou kunnen leiden tot een zelfbewust in Christus muteren van de erfelijke aanleg. Ik zie dat werkelijk als een mogelijkheid en ik heb ook als arts altijd gedacht - terwijl je geen idee had hoe je dat dan zou moeten stimuleren - als arts toch altijd gedacht dat alles mogelijk is, dat een fatalisme in het gebied van gezondheid en ziekte eigenlijk alleen maar bestaat wanneer je Christus vergeet. Wanneer je je Hem herinnert, met Hem samen de genezing zoekt, dat dan eigenlijk alles mogelijk wordt, al gebeurt het misschien niet. Dat blijft ook de andere kant.
Die enorme kracht, die dus eigenlijk aan de menselijke geest geschonken wordt door de Heilige Geest, de helende Geest, die hangt samen met het zelfbewustzijn van de mens.
Wanneer je in de cultus, in de kerk, de transsubstantiatie bedenkt, datgene wat in de katholieke kerk voor het grootste deel eigenlijk niet eens meer echt wordt geloofd, maar wat door Rudolf Steiner in de volle glorie teruggebracht is in de vormgeving van de Christengemeenschap - als je daaraan denkt, aan de transsubstantiatie, dan ligt daar eigenlijk in de cultus het voorbeeld voor hoe de substantie kan veranderen. Dus datgene wat gegeven is, wat uit het rijk van de Vader komt, dat kan een andere essentie dragen dan van nature gegeven.
Dat zijn de drie van geloof, hoop en liefde, die, wanneer de mens daar weer verbinding mee krijgt een heilig geloof verschaffen in de macht die de mens kan hebben tot in de vezels van het lichaam tot in de moleculen van de celkern, als die mens zich op de juiste wijze in verbinding stelt met de heilige Geest en met Christus, dat is het geloof, dat geeft een onbeschrijfelijke liefdeskracht waarmee je het leven zou willen leven en dat zou willen verwerkelijken - met alle onmacht die je daarbij beleeft.
De hoop is natuurlijk vooral ook in het gebied van het ziek zijn en het gezond zijn, het leven en het sterven werkzaam. Het is natuurlijk wel duidelijk dat wij mensen op éen gebied in ieder geval allemaal hetzelfde lot hebben en dat is dat we eens zullen sterven. Je kunt natuurlijk niet zeggen dat je dat kunt overwinnen. Maar geneeskunde zou wat mij betreft toch niet zijn - en is het voor mij nog nooit geweest - dat je je onderworpen voelt aan de structuur van het DNA.
En zo denk ik, wanneer je daar steeds meer en meer mee zou kunnen leven, dan komt er iets heel anders in de mens tevoorschijn, iets wat helemaal niet in oppositie hoeft te zijn. Je leeft in dat huis wat je toch min of meer ook nog zelf hebt mee gebouwd, maar je kunt weer worden zoals de kinderen, die tot het zevende jaar dat erfelijke huis weten om te bouwen, zo goed mogelijk naar het beeld van de eigen ziel en het eigen ik.
Het eigen wezen wil tevoorschijn komen en dat wil dus eigenlijk de structuur van het DNA overwinnen, ofwel door het mogelijk te veranderen, ofwel door zo vormend werkzaam te zijn tot in de kleinste delen van het lichaam, dat dat lichaam steeds meer de uitdrukking wordt van degene die daarin woont. Als je die vaardigheid op latere leeftijd terug zou kunnen vinden, dan zou je een heel andere geneeskunde vinden.
We hebben te maken met een natuurwetenschap die een wetenschap van de Vader is. Het is een wetenschap die onderzoek verricht in het gebied van de noodzakelijkheid van de natuur. Dat moeten we goed vasthouden. We zien dan in de middeleeuwen heel duidelijk hoe die stroming van de Vader wetenschap op de lijnen van de arabistische cultuur naar Europa wordt gedragen en in Europa ook vaste grond onder de voet krijgt. Dat wordt steeds meer en meer de ons bekende natuurwetenschap. Wat we bij Agrippa von Nettesheim in de late middeleeuwen nog vinden wordt langzamerhand ridicuul en we moeten steeds meer ons bezighouden met de harde feiten van de vaderlijke natuurwetenschap.
Rudolf Steiner brengt een eerste begin van een geesteswetenschap die een wetenschap van de Zoon is en je ziet dat in de scholastiek voorbereid in de strijd tussen Thomas van Aquino en de Arabische filosoof Averroës. Misschien is dat een heel duidelijk beeld voor het verschil tussen dat wat vaderlijke natuurwetenschappen wordt en gebaseerd is op de Arabische filosofie die komt van Aristoteles en de wetenschap van de Zoon die dan in die tijd nog helemaal niet de mogelijkheid heeft om in een bewuste vorm door te breken, maar die in de filosofie wel al in een strijd verkeert in de voorlezingen van Thomas van Aquino in Parijs en natuurlijk ook in zijn geschriften tegen Averroës, waar hij met dezelfde Aristoteles probeert een christelijke filosofie te verdedigen - en ze hebben allebei Aristoteles in de hand.
Ik geloof ook niet alleen in de hand maar ook wel echt in het hart, ook bij Averroës. Wanneer je van hem geschriften leest dan merk je dat hij echt van Aristoteles hield, echt, maar hij interpreteert de teksten op een heel andere manier dan Thomas van Aquino.
Het werd een model voor de strijd tussen de vaderlijke filosofie van de noodzaak en filosofie van de vrijheid van de Zoon, de filosofie van geloof, hoop en liefde.
Dat zien we dan in het leven van Rudolf Steiner min of meer weer terug. Hij heeft in zijn spreuken op een gegeven moment een spreuk opgenomen, ‘In dir lebt das Menschenwesen…’ die hij ontleend heeft aan Eliphas Levi, waar hij over het algemeen dan toch ook niet helemaal positief over spreekt, maar deze spreuk neemt hij over en voegt daar zelfs vocalen aan toe en daarmee wil ik eindigen, want in die spreuk, opgeschreven in 1924, die in de Gesamtausgabe staat, kun je het vanavond besprokene terugvinden. Daarin komt tot uiting, helemaal precies, wat de macht van de mens is over het DNA - en over wat dan ook.
De spreuk werd gelezen.
Ik kan die spreuk hier in de filosofische reflecties niet herhalen. Ik geef de verwijzing naar de tekst in de GA, de lezer moet maar zelf de moeite doen, deze woorden op te zoeken.
GA 268, Seelenübungen Band II, Mantrische Sprüche, S. 107: In dir lebt das Menschenwesen.
De wetenschap van de Zoon door Mieke Mosmuller