Home
>
Blog
>
De wijze oude en de pasgeborene

De wijze oude en de pasgeborene

door

Mieke Mosmuller

30-12-2015 4 commentaren Print!
Toen ik in de twintig was en mijn coschappen in de medische studie deed leerde ik een prominente persoonlijkheid kennen. Hij was professor in de interne geneeskunde en hoofd van de universiteitskliniek van de Universiteit van Amsterdam. De kliniek lag toen nog midden in het centrum van Amsterdam en heette Het Binnengasthuis. Als beginnende artsen hadden we het gevoel dat we werkelijk daar waren waar het allemaal echt gebeurde. Hier werkte professor Borst die de Krebs-cyclus onderwees, de oxygenatie van het bloed. Hij werd opgevolgd door een jongere internist. Hij is die prominente persoonlijkheid die ik boven noemde.

Hij was een grote wetenschapper, een goede leraar maar bovenal leerde ik hem kennen als een echte mens, een dokter met een spirituele visie op de mens en met een moreel gezichtspunt in de geneeskunde.

Ik was jong en voelde deze capaciteiten alleen, zonder dit helder te beseffen. Maar ik was zo onder de indruk van deze voorzichtige, morele, bescheiden geleerde man dat ik in hem een werkelijk voorbeeld zag van een echte dokter.

Ook merkte ik wel dat hij een abstracte denker was. Zijn moreel gezichtspunt was niet zozeer een deel van zijn denken, maar behoorde tot een andere wereld, die wel zijn medische handelen impulseerde.

Toen ik in de veertig was publiceerde ik mijn eerste boek 'Zoek het licht dat op gaat in het westen' Ik had geen vader meer om een eerste exemplaar aan te geven. Maar er waren twee oudere heren aan wie ik dit boek wilde geven. Een van de twee was deze professor, die inmiddels met emeritaat was en nog steeds in Amsterdam woonde. Zijn reactie was heel aardig. Hij belde me op en wij leerden elkaar persoonlijk goed kennen en werden echte vrienden in de daarop volgende jaren.

Hij bezocht altijd mijn seminars in Amsterdam en was daar een vooraanstaande deelnemer. Vroeg in de morgen kwam hij op zijn fiets en zat temidden van de andere deelnemers alsof hij een student was...

Hij hield van mijn manier van het geven van een voordracht en noemde die een 'Tour de force'.

Hij vertelde ons over zijn spirituele ideeën, over zijn geloof in God. Voor hem was God een wezen dat door de mens niet kan worden benaderd. In zijn gezichtspunt herkende ik de ideeën van de scholasticus Duns Scotus (1266 - 1308). Deze ziet de wil van God als een wil die volledig verschillend is van de menselijke wil en tevens voor de mens niet te kennen. De wil van God zou niet rationeel zijn ofwel een andere ratio volgen dan die van de mens. Wij hadden dus heel verschillende ideeën over het wezen van God. Maar dit had op de groeiende vriendschap geen invloed. Langzaam aan gaf hij toe dat deze 'tour de force' van het denken, die ik ontwikkelde in de seminars, hem een vorm van vertrouwen gaf, dat de mens wel degelijk in staat is om iets van de wil van God te leren kennen. Maar alleen wanneer wij al onze mogelijke aanleg en kracht om te denken ontplooien.

In het bijzondere boek over de scholastiek van professor Joseph Pieper vinden we de volgende woorden:
'In de gedachten van Duns vinden we voor de eerste keer, zo schijnt het, dit paradoxale tweespan dat een soort model zal zijn in de tijd die na hem komt. Ik bedoel: dat de eis van een bijna mensenonmogelijke absolute dwingende evidentie verbonden is met een resignatie, die bijna gelijk is aan een offer, met betrekking tot het kennen van de 'oorzaken'.'

Toen kwam de millenniumwisseling. De overgang van het oude in het nieuwe jaar doet me daaraan terugdenken. Hét zuivere maar abstracte denken van de professor was niet in staat te denken dat het een verschil zou kunnen maken of het nu 31 december 1999 is, of 1 januari 2000. Voor hem was het alleen maar een dag die gevolgd wordt door een nieuwe dag.

We kunnen aan het eind van het jaar onszelf eens de vraag stellen: Hoe ervaar ik dit einde van het oude jaar? Het oude jaar is versleten en kan ons niets meer geven - het nieuwe heeft nog geen gebeurtenissen in zich, het zal ons heel veel brengen, sommige dingen zullen we vredig ondergaan, andere dingen kunnen we bewust in vrijheid zelf voortbrengen. Maar de vraag is: maak het enig verschil of we van 18 naar 19 augustus gaan- om maar een datum te noemen, of van 31 december naar 1 januari?


De wijze oude en de pasgeborene
Johannes Duns Scotus, Doctor Subtilis, 1266 - 1308, een franciscaner monnik.
(Johannes Scotus Eriugena, die ik de vorige keer heb genoemd, was een Ierse theoloog en neoplatonische filosoof).

Weekspreuk voor de jaarwisseling:
Aan geestesopenbaring overgegeven
Verkrijg ik licht van het wereldwezen.
Gedachtenkracht groeit,
Zich verhelderend aan mij mijzelf te geven,
En wekkend maakt zich voor mij los
Uit de macht van de denker het zelfgevoel.

An Geistetsoffenbarung hingegeben
Gewinne ich des Weltenwesens Licht
Gedankenkraft, sie wächst
Sich klärend mir mich selbst zu geben,
Und weckend löst sich mir
Aus Denkermacht das Selbstgefühl.De wijze oude en de pasgeborene door Mieke Mosmuller

Geef uw commentaar





* Commentaren worden vóór plaatsing beoordeeld op hun inhoud. Commentaren met grove, discriminerende, racistische, beledigende, gewelddadige en/of kwetsende uitlatingen worden niet geplaatst. Een ieder die deze regels niet in acht neemt kan, zonder opgaaf van redenenen, worden geblokkeerd.
Commentaren
  • Van Maximiliana Goumans @
    Balsem voor mijn ziel waarvoor ik je zo dankbaar ben. Telkens opnieuw. Kennelijk heb ik toch het Griekse kairos nodig om me ineens te realiseren dat ik die dank voor mezelf houd en best wel eens terug kan geven.
    Met veel warme wensen voor een nieuw 2016 hoe dan ook.
  • Van Sina @
    Nun, ich würde das eine nicht vom anderen trennen. In der europäischen Kultur gilt so gesehen der Jahreswechsel zur Zeit der Wintersonnenwende auf der nördlichen Erdhälfte als Maßgabe im Kalendarium. Andere Kulturen feiern den Neubeginn an einer anderen Stelle im Jahreskreis, z. B. im Frühling. Allen gemeinsam ist die Implizierung der Möglichkeit zum NEU-Beginn. Wir WOLLEN mit Altem abschließen und uns neu hinwenden. Das sind Prozesse, denen wir einen "Punkt" im Kalendarium geben und sie entsprechen unserer Natur. Selbst in unserer Kultur leben wir im Bewusstsein von den so genannten Raunächten einen mehrtägigen Prozess zum Abschließen und Vorbereiten. Es scheint also zunächst eine gewisse willkürlich implizierte Bedeutung, die wir dem Wechsel vom 31.12. auf den 1.1. geben, geboren aus dem Drang zum Neuen und zur eigenen Orientierung. Die Bedeutung des Neubeginns finden wir aber auch wieder in der Kultur des Feierns des individuellen Geburtstages und Beginn des neuen Lebensjahres. Auch da ließe sich fragen, was wohl nachher anders wäre als am Vortag. Es ist wohl in jedem Fall der widergespiegelte Jahreskreis, in welchem unser eigener Wunsch nach einer neueren Qualität aufsteigt, also der Vorwärtsdrang bzw. das Lineare im Runden. Insoweit scheint die menschliche Sicht an Göttlichen Willen gebunden. Die lassen sich ab einer bestimmten Bewusstheit nicht mehr voneinander unterscheiden. Mir selbst fiel auf, dass sich auch mit der Jährung von bestimmten individuell sehr bewegenden Ereignissen, sich diese im Jahreslauf in der individuellen Bewusstheit wieder NEU (auch in neuer Qualität) zeigen. Denen geben wir damit ebenso die Chance einer Entwicklung. Dabei ist es gleich, an welchem konkreten Datum sie stattfanden. Nicht umsonst gibt es z. B. das individuelle Trauerjahr beim Tod von sehr nahen Angehörigen. Letztlich scheint sich mit dem Jahreswechsel und dessen Bedeutung für uns die auf den linearen Zeitverlauf gestreckte Möglichkeit des Ausdrucks von Vollendung und entsprechendem Neubeginn zu bekunden. Es scheint also auch derart der Ausdruck des Göttlichen im Menschlichen und aus dem Menschlichen heraus gefunden und an die innere und äußere Natur gebunden. Insoweit kann auch der Übergang vom 18. auf den 19. August - um bei Ihrem Beispiel zu bleiben - individuell beim Einzelnen zum entscheidenden "Umschlagen" neigen. Mit freundlichen Grüßen, Sina.
  • Van Marie Anne Paepe @
    Misschien is het goed om even te wachten met het formuleren van een antwoord uit een bekend en vertrouwd gebied. Maar in de komende Heilige Nacht ons in eerbied te richten naar de geestelijke lichtwereld. Moge dan ons de genade toevallen het antwoord op deze denkvraag intuïtief te ontvangen in de door ons gevormde zieleschaal.
    Aan iedereen die dit leest een gezegend nieuw jaar toegewenst !
  • Van @
    Dank Mieke voor deze vraag. Zij zette mij eigenlijk onmiddellijk in beweging naar de vraag maar aan mijzelf te stellen. En dan merk ik toch snel dat een jaarwisseling wel een totaal ander karakter heeft als de wisseling van een dag, of een dagdeel, een week-, of maandwisseling. Gewoon al dat een jaar dat eindigt een veel ‘vollere rugzak’ geeft dan een enkele dag. Een jaarwisseling is voor mij een veel duidelijkere beleving van ‘vol zijn’, van ‘genoeg hebben’ met een duidelijke oversteek in het ongewisse naar de frisse nieuwe Nieuwjaarsochtend. Ik vind dat altijd zo’n wonder: dat de straten op oudejaarsnacht vol zijn van knallen en uiteenspattende kleuren dat het soms oorlog lijkt, het in de vroege uren weer stil is en de dieren weer hun geëigende plek in mogen nemen, het feest ons naar de hoogte heeft geknald en de Nieuwjaarsochtend daar altijd van een ongekende frisheid is. Onbewust ligt daar natuurlijk een vraag in besloten..een vraag die Mieke aan het daglicht stelt: wat maakt een jaarwisseling zo anders dan een week- of maandwisseling? Of een eeuwwisseling zo anders dan een jaarwisseling?
    En al snel schoot me te binnen dat een jaar natuurlijk ook een wezen is. Ik moet bekennen dat het een min of meer nieuwe gedachte was..in ieder geval een onderliggende gedachte tot nu toe. Als wij mogen vernemen dat een ‘eon’ en wezen is zoals een aartsengel voor een tijd een leidend wezen is, dan is een jaar dat dan natuurlijk ook. Elke dag van de week heeft zijn leidende engel, zelfs elk deel van de dag heeft die. En dat heeft elk jaar dan natuurlijk ook. En eens te meer besefte ik hoe onbewust ik vaak in de tijd leef..dat ik een ‘annum’ nog nooit echt bewust als een levend wezen heb benoemd.
    Er is in mij wel een duidelijk weten over de tijdwezens, maar met de vraag die Mieke vorige week in de blog stelde, wordt me duidelijk dat dát weten snakt naar begrijpen en intens beleven. Ofwel, als ik het zo mag zeggen, verlangt dat weten van alle levende wezens naar incarnatie in mij – er mij mee mogen verenigen, zoals met goede vrienden. En als ik aan dat grote verlangen denk, weet ik zeker dat dat wederzijds is - een beantwoorde liefde. En heel waarschijnlijk is mijn persoonlijke verlangen er later dan die van het wezen :). En is het wezen nog meer verheugd om de beantwoorde liefde, dan mijn kleine ik. Hoe vervullend kan dat zijn. En hoe kan het mijn vreugde leren verhogen naar mijn hogere ik die wél durft te juichen omdat zo’n klein antwoord al als een sacrale geboorte voelt. Alles, de mensen, de wezens maar ook de dingen echt als levend leren kennen en daar ongekend blij om kunnen en durven zijn. Kennismaken in hun kracht, hun schoonheid, hun roeping, hun taak, hun werking. Alles, gezien en ongezien, is immers van geestelijke oorsprong, we hoeven ‘alleen maar’ terug er naar toe te reizen. Hoe mooi kan dat zijn. En zeker in deze winter-bezinningsdagen met zijn open heldere nachten, ook als het bewolkt is - van Kerst tot en met het Driekoningen feest. En zo valt mij dus in een jaar-beleven, te beginnen met deze 2016, nog veel te leren.
    Dank Marie Anne voor de hartelijke goede wensen. Ik wens ze ook aan een ieder :).