In de natuur komt nu de kiem- en groeikracht op en die geeft de zintuigindrukken die altijd schijnen, meer leven. Die natuurlijke lust in het worden heeft de denkkracht nodig die met haar overeenkomt, en die in herfst en wintertijd gesterkt is door de goddelijke krachten in het menselijke innerlijk.
Uit de wereldschooot wil ontstaan, De zintuigglans verkwikkend, wordingslust. Moge zij de kracht van mijn denken vinden, Gewapend door de godskrachten, Die krachtig in mijn innerlijk leven.
Es will erstehen aus dem Weltenschoße, Den Sinnenschein erquickend, Werdelust, Sie finde meines Denkens Kraft Gerüstet durch die Gotteskräfte Die kräftig mir im Innern leben.
Deze weekspreuken zijn door Rudolf Steiner gegeven in 1912 / 1913: Anthroposophischer Seelenkalender.