In Antwerpen besteedden wij een hele dag aan dit vroege artikel van Rudolf Steiner. In de komende weken zal ik iets van wat we daarbij hebben verworven beschrijven. Allereerst een stuk citaat.
'De moderne natuurwetenschap beschouwt de ervaring als de enige bron voor het onderzoek naar de waarheid. En dit zeker niet ten onrechte. Haar gebied is het rijk van de uiterlijke ruimtelijke dingen en tijdelijke processen. Hoe zou men over een onderwerp van de buitenwereld iets kunnen uitmaken zonder dit door middel van de zintuiglijke waarneming, de enige manier om in contact te komen met het ruimtelijk het tijdelijke, te hebben leren kennen. Eerst het object leren kennen en dan erover theoretiseren, zo luidt de stelregel, die de moderne wetenschap geldend maakt tegenover de speculatieve systemen van de natuurfilosofen uit het begin van deze eeuw (de negentiende eeuw MM) . Dit principe is zeker gerechtvaardigd, maar het heeft door een verkeerde opvatting de wetenschap op dwaalwegen geleid. Het misverstand ligt in het karakter dat de inductieve methode en het daaruit voortvloeiende materialisme en atomisme aan de algemene begrippen verleent. Er kan voor degene met inzicht geen twijfel over bestaan dat de huidige stand van de natuurwetenschap wezenlijk beïnvloed is, in zijn theoretische delen, door de begrippen zoals die door Kant heersend zijn geworden. Als we dieper op deze verhouding willen ingaan, moeten we bij hem onze beschouwing beginnen. Kant beperkte het gebied van kennis tot de ervaring, omdat hij in de daardoor gegeven zintuiglijke stof de enige mogelijkheid vond om de in onze geestelijke organisatie liggende, op zich geheel lege begripsschema's, de categorieën, op te vullen. Voor hem was zintuiglijk gehalte de enige vorm daarvan. Hiermee had hij het oordeel van de wereld in andere banen gebracht. Had men voorheen gedacht dat de begrippen en wetmatigheden tot de buitenwereld behoren, was daaraan objectieve geldigheid toegeschreven, zo leken ze nu slechts door de natuur van het 'Ik' gegeven. De buitenwereld werd weliswaar beschouwd als ruwe stof, maar als het enige waaraan werkelijkheid kan worden toegeschreven. Dit standpunt heeft de inductieve wetenschap geërfd van Kant. Ook voor deze wetenschap geldt de materiële wereld als de enige werkelijkheid, bij haar zijn de begrippen en wetmatigheden alleen gerechtvaardigd voor zover ze die tot inhoud hebben en het kennen ervan overdragen. Begrippen die daar bovenuit gaan beschouwt ze als onwerkelijk. Algemene gedachten en wetmatigheden zijn slechts abstracties, afgeleid van de in een reeks beschouwingen ervaren overeenstemmingen. Ze kent slechts subjectieve stelregels, generalisaties, geen concrete begrippen die hun geldigheid in zichzelf dragen. Dit moet worden beschouwd wanneer men vanuit een aantal donkere begrippen die in omloop zijn vandaag de dag, wil doordringen tot een volmaakte helderheid. Men zal zich eerst moeten afvragen: wat is eigenlijk ervaring, gewonnen aan dit of dat object? In de werken over ervaringsfilosofie zal men tevergeefs een objectief, bevredigend antwoord op deze zeer zeker gerechtvaardigde vraag zoeken. '
Vereenvoudigde voorstelling van een heliumatoom, met een atoomkern en twee elektronen. (Wikipedia)
Enig mogelijke kritiek op de atomistische begrippen door Mieke Mosmuller