Kerstverhaal
Hij had - en heeft en zal altijd hebben - ook een Hart, zo groot als de hele wereld. Geen hart kan ooit groter zijn, geen hart kan ooit liever zijn dan Zijn Hart. Het voelde en voelt álles in de hele wereld.
Er kwam een tijd, heel lang geleden, dat het Hart tot de Vader-Koning sprak: ‘Vader, ik wil graag een heel lange reis beginnen.’
‘Waarom dan wel, mijn lieve zoon?’
‘U weet dat beter dan ik’, sprak het Hart. ’In mijn hart voel ik immers de hele wereld… en nu is er steeds een klein traantje in mijn hart. Dat kleine traantje is als een dauwdruppel in de vroege morgen op een rozenblad. Het trilt en fonkelt van verdriet. En het draagt alle tranen van de hele wereld!’
*
Als het nu weer zomer wordt, moeten jullie papa of mama vragen om héél vroeg mee naar buiten te gaan en dan ga je kijken op een rozenblad en dan zie je de morgendauw - een traantje overal, ook als het helemaal niet heeft geregend.
*
Zo’n dauwdruppeltje lag als een traantje op het rozen-Hart dat zo groot als de wereld was en altijd zal zijn.Â
'Waar wil je heen op reis?' vroeg de grote, machtige al-wetende Vader-Koning.
'Dat weet u even goed als ik', zei het Hart. 'Ik wil gaan naar het land van de tranen, daar waar de mensen leven, om hun tranen te drogen...'
*
Jullie hebben dat zelf toch ook wel vaker hè, traantjes. Dan ben je verdrietig of boos of misschien een beetje bang. En grote mensen hebben ook wel eens traantjes… maar die laten het niet altijd merken...
*
'Natuurlijk!', zei de Vader-Koning en hij liet zijn grote, lieve Hart gaan naar de mensen om daar de tranen te drogen,
En daarom zijn we met Kerstmis zo blij! Want wat gebeurde er?Â
Het Hart zocht de liefste en mooiste en beste jonge vrouw onder de mensen en noemde Haar zijn moeder! Hij voegde zich bij haar hartje en werd als Jezuskindje geboren, heel eenvoudig in een stal, met Maria en Jozef en met een os en een ezel erbij.Â
Maar er hing een gouden glans om die stal, een koor van vreugdevolle engelen zong over de blijdschap dat het Hart nu klopte in een mensenkind, geboren uit Maria … en dat het zó groot en zó lief was - en is en altijd zal zijn - dat het ook in jouw hartje mee-klopt en bij jou blijft om je traantjes weg te doen als je verdrietig bent of boos of misschien een beetje bang.
Alle grote mensen van de aarde - die nooit zó groot kunnen zijn als de Vader-Koning en zijn Hart - hebben gejuicht en gejubeld en gefeest als het Kerstmis werd - en wordt en elk jaar weer zal worden. En misschien, als jullie later zelf grote mensen zijn, en je bent verdrietig of boos of een beetje bang en je kunt dan natuurlijk niet even bij papa of mama op schoot, herinner je je dan dit verhaal dat echt waar is en voel je in je verdrietige, boze of bange hartje de tranen als dauwdruppels en het grote lieve Hart dat ze wegveegt en droogt.
Tot de grote mensen hier vanavond wil ik dan nog zeggen: Zo hebben de grote kunstenaars hun vreugde geuit en zullen dat altijd doen. En daarom spelen wij altijd, wanneer we met de hele familie gaan eten op Kerstavond, het vreugdekoor van Johann Sebastian Bach:
Jauchzet, frohlocket, auf preiset die Tage
Rühmet, was heute der Höchste getan!