Onze weg ligt nu in de omgekeerde richting. We verliezen onszelf niet aan de wereld maar we vinden onszelf steeds meer in de diepten van ons wezen. Er ontwaakt een zelfaanschouwing en we hebben een verlangend voorgevoel dat er ooit een tijd zal komen dat we onszelf zullen vinden door onszelf te aanschouwen.
Mijzelf vinden betekent hier dat de kiem die in de zomer ontwikkeld is, in de herfststemming zal ontkiemen. Het is de krachtdrijfveer van mijn ziel die nu nog een kiem is, maar die zich tot volle groei en bloei zal ontwikkelen.
We kunnen trachten dit 'thuiskomen' bij onszelf te voelen, de verwarmende herfststemming te voelen, de activiteit van de ziel te voelen.
In de diepten van mijn wezen dringen: Het wekt een verlangen vol voorgevoel, Dat ik mij zelfaanschouwend mag vinden, Als zomerzonnegave, die als kiem In herfststemming warmend leeft Als krachtdrijfveer van mijn ziel.
In meines Wesens Tiefen dringen: Erregt ein ahnungsvolles Sehnen, Dass ich mich selbstbetrachtend finde, Als Sommersonnengabe, die als Keim In Herbstesstimmung wärmend lebt Als meiner Seele Kräftetrieb.
Deze weekspreuken zijn door Rudolf Steiner gegeven in 1912 / 1913: Anthroposophischer Seelenkalender.