In de anthroposofie wordt geleerd dat Zarathoestra de grote leraar was in de Perzische cultuurperiode. De oorspronkelijke Zarathoestra leefde niet enkele eeuwen voor Christus, maar ongeveer achtduizend jaar geleden. Ik citeer uit een voordracht van Rudolf Steiner uit 1911. Hij geeft een heldere impressie van de leer van Zarathoestra.
'Als we nu de aandacht vestigen op Zarathoestra, dan is het eigenlijk een lange tijdsperiode waarin we terugkijken. Weliswaar maakt recent onderzoek Zarathoestra tot een tijdgenoot van Boeddha, zodat zijn leven ongeveer zes of zes en een halve eeuw vóór het verschijnen van het christendom zou moeten worden gedacht. Maar hier is het opmerkelijke feit aan te duiden dat het onderzoek in de afgelopen jaren, door alles te vervolgen wat beschikbaar is aan overleveringen over Zarathoestra, erop wijst dat de persoonlijkheid die zich achter de naam van Zarathoestra, de oude Perzische grondlegger van de religie verbergt, vele eeuwen voor Boeddha moet worden gedacht. Griekse historici hebben keer op keer erop gewezen dat Zarathoestra ongeveer vijf tot zesduizend jaar vóór de Trojaanse oorlog zou hebben geleefd.
...
Zarathustra leefde in ieder geval tenminste achtduizend jaar voor het punt in de menselijke evolutie, en wat hij aan groots en geweldigs heeft gegeven vanuit zijn verlichte geest aan de mensheid is een lange tijd als een van de meest werkzame culturele erfgoederen van de mensheid duidelijk merkbaar geweest. Dat kan ook vandaag de dag nog diegene waarnemen, die de meer geheime stromingen in de hele mensheidsontwikkeling aanschouwt. Zarathoestra behoort tot diegenen die in hun ziel waarheden, wijsheden, aanschouwingen moesten beleven die ver boven het gewone mensheidsbewustzijn van hun tijd uitgingen. Waarheden uit die gebieden van de bovenzinnelijke wereld die ver uitgaan boven alles wat met het normale mensenbewustzijn van die tijd aanschouwd kon worden. Dat moest Zarathoestra aan zijn medemensen verkondigen in dat land waar zich later het Perzische rijk uitbreidde.
Wanneer men nu begrijpen wil wat Zarathoestra voor de mensheid betekent, dan moet men duidelijk voor ogen hebben dat aan een heel bepaald deel van de mensen een bepaalde wijze van wereldbeschouwing, van begrip van de wereld, moest worden overdragen, terwijl inderdaad andere mensheidsstromingen, andere volkeren, andere mensheidsgebieden een andere wijze van wereldbeschouwing in het totaal van de mensheids-cultuur moesten binnen dragen. En Zarathoestra's persoonlijkheid is voor ons daarom zo interessant, omdat hij binnen een volkerengebied leefde dat naar het zuiden direct aan een ander volkerengebied grensde, dat op een heel andere manier de geestelijke goederen, de geestelijke stromingen aan de mensheid moest schenken. Daar hebben we, wanneer we in die oude tijden terugkijken, op de bodem van het oude Indië die volkeren waarvan de nakomelingen later de zangers van de Veden onder zich hebben gezien. En ten noorden van dit gebied waarop de grote Brahman-leer zich uitbreidde, vinden we het gebied, dat doorstroomd was door de machtige impuls van Zarathoestra. Maar in zekere zin was datgene wat Zarathoestra aan de wereld moest geven fundamenteel verschillend van datgene wat de leraren, de grote leidende persoonlijkheden, aan de oude Indiërs moesten geven, wat dan bewaard is in het meeslepende gezang van de Veden, in de diepzinnige Verandafilosofie en dat nog naklinkt als in een laatste grotere verlichting in de openbaring van de grote Boeddha.
Nu is het interessant om te zien hoe inderdaad Zarathoestra in alle details zijn leerlingen en daarmee de hele cultuur die van hem uitging leerde, om achter al het zintuiglijke de geest te zien. Het gaat erom dat het niet voldoende is wanneer men zegt: Voor ons breidt zich de zintuiglijke wereld uit en daarachter leeft het geestelijk goddelijke. Men voelt zich daarbij misschien heel bijzonder veelbetekenend, werkt echter daarmee slechts als met een algemeen pantheïsme. Men denkt dat men al iets gedaan heeft, wanneer men zegt: Achter al het zintuiglijke leeft iets goddelijks, dat wil zeggen dat men een vaag, nevelachtig geestelijk iets achter alle fysieke verschijningen in het algemeen toegeeft. Op zo'n abstracte wazige en nevelige manier sprak een mens als Zarathoestra, die werkelijk opgestegen was tot in de geestelijke wereld, niet tot zijn leerlingen en tot zijn volk; maar hij wees erop: Zoals de afzonderlijke zintuiglijke verschijnselen verschillend zijn, zoals het ene meer beduidend, het andere meer onbeduidend is, zo is ook het geestelijke, dat daarachter is in overeenstemming met de afzonderlijke verschijnselen nu eens meer beduidend, dan weer minder beduidend. Hij wees erop dat achter het fysieke van de zon die - zuiver met betrekking tot de fysieke aanschouwing van ons wereldsysteem - bijvoorbeeld de oorsprong van al het leven, van alle verschijnselen en activiteiten bevat, zich het middelpunt van het geestelijke leven verbergt, voor zover ons dit geestelijke leven in eerste instantie aangaat. Zarathoestra zei, wanneer we dat wat hij in indrukwekkende leringen aan zijn leerlingen duidelijk wilde maken in eenvoudige woorden vatten: Zie hoe de mens die voor ons staat niet alleen het fysiek lichaam is, want dat is alleen maar de uiterlijke uitdrukking van de geest, maar hoe het fysieke lichaam slechts de openbaring, de uitkristallisatie van de geestelijke mens is, zo is de zon, die ons als fysieke lichtlichaam verschijnt, voor zover ze een fysiek licht- lichaam is, slechts het uiterlijke lichaam van een geestelijk lichaam, als het ware van een geestelijke zon. En zoals men dat wat de geestelijke mens tegenover de fysieke mens is als zijn aura kan aanduiden, als aura of ahura, wanneer men de oude uitdrukking gebruiken wil, zo kan men dat wat achter de fysieke zon is als grote aura als een omvattende aura aanduiden, waartegenover dat wat achter de fysieke mens als geestelijks is de kleine aura is. Daarom noemde Zarathoestra dat wat achter de fysieke zon is de grote aura, Aura Mazda of Ahura Mazdao. Dat wat het geestelijke achter de zon, datgene wat ons met betrekking tot alle geestelijke gebeurtenissen, alle geestelijke zijnstoestanden evenzeer aangaat als de fysieke zon met betrekking tot het gedijen van de planten, dieren en al het leven op de aarde. Achter de fysieke zon, de geestelijke Heer en Schepper, Ahura Mazdao, Aura mazda! Daaruit werd dan de naam Ormuzd of Geest van het Licht.
Terwijl dus de Indiërs mystiek in hun innerlijk blikten om zo tot Brahman, tot het eeuwige te komen dat als in een punt uit het innerlijk van de mens naar buiten scheen, wees Zarathoestra zijn leerlingen op de grote periferie van het bestaan en toonde aan hoe in het zonnelichaam de grote geest van de zon, Ahura Mazdao, de geest van het licht aanwezig is. En zoals in de mens zijn eigenlijke geestmens omhoog streeft naar vervolmaking, maar tegenover zich de lagere hartstochten en begeerten heeft, de mogelijkheid om aan de bedrogvormende leugen en onwaarheid blootgesteld te zijn; zoals de mens zo de tegenstander van de eigen vervolmakingimpuls in zich heeft, zo heeft Ahura Mazdao tegenover zich de tegenstander, de geest van de duisternis, Angro-Mainyush, Ahriman. Daar zien we hoe de grote Zarathoestra-aanschouwing zich ook kon veranderen van een leer in een gewaarwordings- en gevoelsinhoud. Daardoor kon hij zijn leerlingen zover brengen dat hij hen het volgende duidelijk kon maken:
Daar staan jullie als mensen met een vervolmakingsprincipe in het innerlijk, dat jullie zegt: hoe ik ook op dit moment mag zijn, het principe tot vervolmaking zal in mijn ziel zo werken dat de mens steeds hoger en hoger kan komen. Maar in dit innerlijk werken de naar het onvolmaakte leidende neigingen en driften, leugen en bedrog. Wat zo in de mens is, dat is uitgebreid, geëxpandeerd als het principe van de vervolmaking dat steeds hoger en hoger, steeds wijzere en wijzere vervolmakings-toestanden in de wereld moet brengen: Het principe van Ahura Mazdao. Dit principe wordt in eerste instantie overal buiten in de wereld bestreden door datgene wat onvolmaaktheid, wat het Boze, wat de schaduw in het licht binnenbrengt, door Angro-Mainyush, door Ahriman! Zo zagen en voelden de Zarathoestra-leerlingen werkelijk in de afzonderlijke mens een afbeelding van wat de wereld buiten laat zien. We moeten het eigenlijk betekenisvolle van zo'n leer niet in haar theorieën, niet in de begrippen en ideeën zoeken, maar in het levendige gevoel en in de gewaarwording, die deze doordringt, wanneer daardoor de mens zo tegenover het wereldal staat dat hij tegen zichzelf zegt: Ik sta hier, ik ben een kleine wereld, ben echter als een kleine wereld als een afdruk van een grote wereld. Zoals wij hier als mensen in ons het principe tot het goede hebben en iets dat dat tegenwerkt, zo staan in de grote wereld Ahura Mazdao en Ahriman tegenover elkaar. De grote wereld is als het ware een uitgebreide mens en de beste krachten zijn die, die we als Ahura Mazdao aanduiden, die dan worden tegengewerkt door Angro-Mainyush, Ahriman.
Zoals de mens, die slechts het zintuiglijke in het oog heeft, zich met zijn fysieke processen in het gehele wereldproces gesteld voelt - zelfs wanneer hij materialistisch denkt, maar dan toch begint te voelen - een heilige schroom kan hebben wanneer hij bijvoorbeeld door de spectraalanalyse ervaart: dezelfde stoffen die hier op de aarde zijn, bestaan ook op de verste sterren, zo voelde zich de mens in de zin van Zarathoestra met zijn geestelijke deel in de geest van een hele wereld verzonken, voelde zich daaruit geboren. En daarin ligt het betekenisvolle van zulk een geestelijke leer. (GA 60, Zarathustra 1911/01/19, vertaling MM)
Zarathustra
Het Boze in de leer van Zarathoestra door Mieke Mosmuller