De ontmoeting van het ene ik met het andere ik is een kunst. Het is geen techniek, geen wetenschap, geen economisch principe en is niet gebaseerd op gedachten over voor- en nadelen - het is een kunst. Niet iedereen is uiteraard een geboren kunstenaar, het heeft iets met het verleden te maken. Maar wel heeft iedereen het talent, want het is het menselijke talent bij uitstek. Het enige wat we nodig hebben om dit talent tot een kunst te ontwikkelen is de wil.
Die wil om de kunst te ontwikkelen maakt het leven tot een uitdagende ervaring. Want we kunnen deze kunst dagelijks beoefenen, in het leven van alledag, in elke ontmoeting - het zal blijken dat dit het beoefenen van de ware liefde is.
Het menselijke ik is de geest op aarde, het is het enige spirituele wezen dat ieder mens in zichzelf draagt en dat kan worden erkend met de vaardigheden van de wil, het gevoel en het denken van alledag. Het kan zowel in het eigen ik als ook in dat van de ander worden erkend. Zo heeft ieder mens een spirituele wijze van kennen, ook al is hij de meest overtuigde materialist. Het verschil tussen een materialist en iemand met een spirituele overtuiging is het feit dat de materialist helemaal vergeten is dat zijn ik een spirituele entiteit is, terwijl de spirituele denker dit nog weet.
Als we ons allemaal bewust zouden kunnen worden dat het ik de geest zelf is, dan zouden we geen religie meer nodig hebben, omdat we op een natuurlijke wijze zouden weten dat de geest bestaat. We zouden dan de noodzaak voelen om de diversiteit van de geestelijke wereld te leren kennen, zoals we ook de diversiteit van de natuurlijke wereld willen kennen. Zonder welke dwang dan ook zouden we een geesteswetenschap willen ontwikkelen die dan de plaats zou kunnen innemen van de verschillende religies.
De gevoelskant van de godsdienst, de behoefte aan troost en vertrouwen in de toekomst kan ook worden vervuld door de liefde van de ene mens voor de andere. We moeten alleen leren om de richting te veranderen waarin de troost en het vertrouwen gaan. Het is niet meer een kwestie van getroost worden, het wordt een vreugde om te trachten zo goed mogelijk te zijn, om 'barmhartig' te zijn, om je in te zetten. Deze omkering van gevoelens moet uiteraard worden geoefend. In het begin voel je immers helemaal geen vreugde bij het vergeten van je eigen troosteloosheid en het brengen van iets van troost aan anderen. Maar dat verandert...
Zo ontwikkelen we de idealen van gelijkheid en broederlijkheid tot een zekere mate van realiteit. Het is de zuivering van het gevoel en de zuivering van de wil. Maar deze zuivering ontketent tevens de behoefte aan een spiritualisering van het denken. Door de geest steeds beter te leren kennen groeit de eigen geest, neemt toe in kracht. Door dit spirituele kennen, ofwel door dit gespiritualiseerde kennen ontwikkelen we iets wat de kracht van het ik zelf is, en dan geheel rustend op zichzelf: dat is vrijheid.
Vrijheid zal nooit worden bereikt door erop te wachten, door niets te doen. Het is een innerlijk vermogen dat gebaseerd is op innerlijke activiteit. Het ik richt de blik naar binnen, naar zichzelf. Het erkent het ik als actieve denker. Er is geen ik in zichzelf als het niet denkt. Het ik bestaat in de ontmoeting en in de Samaritaanse activiteiten - in zichzelf kan het alleen bestaan wanneer het actief wordt in het denken. Maar dan is het er ook, en het weet dat het er is - dat is de act van vrijheid.
Franciscus van Assisi, oerbeeld van de zuivering van de ziel.
Het drievoudige spirituele ideaal van de mens door Mieke Mosmuller