Hoewel nu het vermoeden in de plaats is gekomen van het denken, zwelt de macht van de zintuigen nog steeds verder aan. Het scheppen van de goden versterkt dit aanzwellen. Daardoor wordt de denkkracht afgezwakt tot de vaagheid van de droom. Het vermoeden wordt nog vager, het wordt een dromen. Maar de ziel kan zich niet met het goddelijke wezen verenigen in de helderheid van het profane denken. Dit moet bescheiden worden en zwijgen zoals het dat in het droom-zijn doet.
De macht van de zintuigen groeit, In verbond met het scheppen van de Goden, Zij zwakt de kracht van het denken Af tot de vaagheid van de droom. Als goddelijk wezen Zich met mijn ziel wil verenigen, Moet het menselijke denken In het droom-zijn still bescheiden worden.
Es wächst der Sinne Macht Im Bunde mit der Götter Schaffen, Sie drückt des Denkens Kraft Zur Traumes Dumpfheit mir herab. Wenn göttlich Wesen Sich meiner Seele einen will, Muss menschlich Denken Im Traumessein sich still bescheiden.
Het goddelijke wezen en de menselijke ziel door Mieke Mosmuller