Het gewone denken is vooral verschijning, zonder enige substantie. Denken heeft altijd een inhoud, maar we begrijpen erdoor. We kunnen struikelen over gedachten, omdat ze onwaar zijn of onsympathiek, maar we krijgen er geen blauwe plekken van. Gedachten zijn zonder enkele kracht of macht; ze dragen evenmin veel licht, omdat gedachten duister zijn – ook al brengen ze in zekere zin licht wanneer ze tot inzicht leiden.
Door denk-oefeningen, bereikt ons denken een andere vorm en werking. Hoe meer moeite de denker doet om bepaalde gedachten te begrijpen en ze telkens opnieuw te denken, of te concentreren op bepaalde gedachtencomplexen, des te meer wordt het denken een vormende kracht of macht. In het begin was het alleen beeld, nu begint het te werken, en de kracht is een begrijpende kracht, die verlicht. Het is geen voorgestelde kracht meer, maar een echte activiteit van het denken, waar inhoud minder belangrijk is dan kracht. We kunnen van de inhoud afzien en het bewustzijn richten op de denkende activiteit, de kracht. Dit denken van het denken blijft vol van betekenis, het is begripvol. Het zal nooit een lege domme kracht zijn, want het zoekt het begrip van zichzelf dat zijn kracht is geworden. Zonder enige inhoud blijft het een zelfbegrijpend denken.
Maar, denken zou nooit kracht worden, wanneer het niet tot activiteit is gebracht door de denker, met de wil. Het moet ook voortdurend in gang worden gezet. De denkactiviteit wordt wilsactiviteit en de denker ontdekt dat het het initiatief van de wil is dat het denken transformeert van beeld tot kracht. Maar terwijl het zijn beeldnatuur behoudt, wordt het tot beeldende kracht, ‘Bildekraft’.
Op dit moment weet de denker dat er iets is dat niet fysiek is en toch echt bestaat, en tevens zelfbewust is. Als we er nog geen naam voor hadden, zouden we het ‘imaginatieve vormende denkkracht’ noemen. Maar we hebben een naam: etherlichaam.
Wanneer dit denken en willen er echt zijn, kunnen we dit gewaarworden met hetzelfde willende denken. We zijn in een conditie waarin we nooit zijn. Het is een exceptionele staat, een uitzonderingstoestand (Ausnahmezustand). We zijn in een positie voorbij het gewone bewustzijn, met een nieuw ‘werkend’ bewustzijn.
Dit is de eerste perceptie van onze eigen geest.
Het is het fundament van de anthroposofie, als beweging van de geest.
Hoe kan het denken tot oog worden om de geest te zien? door Mieke Mosmuller