De menselijke blik is voortdurend naar buiten gericht en wanneer ze naar binnen kijkt is dat doorgaans om de eigen eer te bekijken en zo nodig te redden. Je kunt dat natuurlijk ook anders formuleren, je kunt er ook mooiere woorden voor vinden. Maar de zelfkennis is in elk geval doorgaans niet objectief. Dat wil zeggen dat je als mens jezelf niet als object bekijkt, maar dat je met je subject je subject beschouwt.
Er zijn wel objectieve opwellingen, die als vanzelf opkomen. Zo is er bijvoorbeeld de stem van het geweten. Die spreekt niet over eer, maar spreekt of waarde, over waardigheid. En dan niet over waarde die je jezelf toekent, maar over waarde die in het grote wereldbestaan je objectief toekomt. Het geweten spreekt wanneer die waarde verminderd is, of dreigt te worden. Het spreekt uit eigen beweging.
Daarnaast is er in onze moderne tijd een vrije impuls tot objectieve zelfkennis mogelijk. Dat wil zeggen, dat die impuls er alleen is, wanneer je die zelf initieert. De objectiviteit wordt gegarandeerd door het feit dat je een stap zet in het innerlijk, die maakt dat je het meest objectieve in jezelf als object aanschouwt.
Het meest objectieve in de menselijke ziel is het vermogen om tot weten, tot kennis te komen. Het is het denken, dat een objectiverende werking heeft, omdat het alles in een licht plaatst, dat voor iedereen schijnt. Dat er ook meningsverschillen zijn is daar niet mee in tegenspraak. Want meningen berusten niet op puur denken, ze zijn vanuit het subjectieve gevormd en worden subjectief in stand gehouden en zijn de ondergrond voor alle subjectieve oordelen. Werkelijk kennen is iets heel anders. Daar zijn het de samenhangen in de werkelijkheid zelf, die de samenhangen van de gedachten bepalen. In het zuivere denken, het objectieve kennen, is de ziel al in een element dat met het zelf niet bezig is.
Maar er kan nog een stap worden gezet, waardoor dit denken over alles behalve het zelf toch wordt tot zelfkennis - die dan niet anders dan puur zijn kan, onvertroebeld. De denkende instantie kan zichzelf tot te kennen object maken. Dat wil zeggen, dat deze zich buiten zichzelf als denker stellen moet, om zich als denker te kunnen aanschouwen. Zolang als je in iets bent, kun jet het niet aanschouwen. Je moet uittreden en van buiten af bezien.
Dan blijkt als een beleefde werkelijkheid, dat hier pas de echte vrijheid begint. Niet een vrijheid die berust op een filosofische beschouwing van het begrip, of een vrijheid die je als voorstelling hebt - maar de echte beleefde vrijheid van alle subjectieve beperkingen.
De aanschouwende blik verruimt zich tot een nieuw schouwend bewustzijn, dat niet meer alleen de denkende activiteit aanschouwt, maar die zich uitbreidt tot de aanschouwing van het voelen en het willen - van buitenaf beschouwd. Dan treedt geleidelijk aan een morele zelfkennis in, een nieuw, zelf geïmpulseerd geweten.
Uiteraard heeft dit
'Gnothi seauton!' het terrein van de filosofie verlaten. Er is geen orakel meer voor nodig, maar ook geen abstracte filosofische theorieën.
In de tijd voor Pasen is in het bijzonder deze zelfgeïnitieerde vorm van geweten werkzaam. En in een volkomen met het moderne zelfbewustzijn in overeenstemming gebrachte vorm treedt dan datgene op, dat vroeger in de kerk werd gewekt: Biecht en Boetedoening, aanhoord en opgelegd door het objectieve menselijke zelfbewustzijn.

Raphael, School van Athene (1509-1511)
Ken uzelf! door Mieke Mosmuller