In het middeleeuwse gedicht van Dante, de Divina Commedia, vinden we een vorm van zelfkennis die op een zekere helderziendheid gebaseerd is. De leraar van Dante was Brunetto Latini. Dante beschrijft zijn ontmoeting met zijn leraar in Inferno, waar hij brandt...
Rudolf Steiner heeft over Brunetto Latini op een geheel andere wijze gesproken. Zijn occulte onderzoekingen laten zien hoe Brunetto Latini een zonnesteek kreeg toen hij naar Florence terugkeerde. Dit bracht hem in een toestand waarin hij een visioen kreeg, een diep spiritueel inzicht in de wereld achter de natuur. Hij ontving onderricht van een goddelijk wezen, van
'Natura'. Zij leerde hem het pad naar de helderziendheid in de natuur.
Voor die tijd was er in Chartres een spirituele beweging, de
'School van Chartres', verbonden met de kathedraal. De grote leraren daar (Alanus ab Insulis is de meest bekende) beleefden juist hoe Natura langzaam aan verdween uit het bewustzijn van de mens. Dat betekende dat het geleidelijk aan onmogelijk werd om het ware wezen van de natuur te schouwen. Brunetto Latini ving een laatste glimp op van Natura, en onderwees Dante daarin. In de Divina Commedia kunnen we een beschrijving zien van de geestelijke wereld, in een laatste voor de mens op te vangen glimp. Het was de tijd van de scholastiek en vervolgens brak de tijd van de natuurwetenschap aan. In de wetenschap is er geen geest meer, daar vergaart het intellect de kennis, door waarneming en experiment.
In de beelden van Latini en Dante vinden we zelfkennis die in imaginaties wordt geschilderd. Ze komen in zekere zin van buiten de onderzoeker. Deze ziet de beelden zoals in een droom. Wanneer we de zeven hoofdzonden bestuderen dan vinden we zelfkennis doordat we deze zonden herkennen als deel van onszelf. We kunnen ze natuurlijk ook ontkennen en beweren dat we ze helemaal niet hebben...
In de moderne tijd moet de zelfkennis een andere vorm krijgen. De positie van het zelf met betrekking tot de kennis moet geheel omgekeerd worden. De geest kijkt niet meer vanuit zichzelf in een spirituele omgeving. Het zelf moet leren om zich 'buiten zichzelf' op te stellen en als het ware naar zichzelf terug te kijken. In dit zelf zal dan de geestelijke wereld zich openbaren. In het gewone bewustzijn is dit niet zo. Hier vinden we onszelf in het middelpunt en de wereld om ons heen. In de moderne inwijding is het omgekeerd: De omgeving kijkt naar het middelpunt, en het middelpunt is doorweven met de geestelijke wereld.
Maar voordat dit mogelijk wordt, moet het zelf zich zuiveren van alle zelfzucht in denken, voelen en willen. Hier zou een moderne 'zondenleer' moeten beginnen. Het onderricht zou niet gegeven worden door een leraar of een priester of een ingewijde. De leer zou zichzelf openbaren in het waarachtige gewaarworden van het zelf door het zelf.
De klassieke vraag van Socrates: Is de deugd te leren? vindt hier het antwoord. Ja, de deugd is te leren. Door de waarachtige waarneming van het zelf door het zelf wordt de deugd aangeleerd, ontwikkeld. Deze zelfkennis is zo reëel dat deze de kiem van zelf-transformatie in zich draagt. Deze omvorming van het zelf berust niet op een leer, maar is een levend omvormende proces.

Canto XV, ontmoeting met Brunetto Latini in Inferno, Gustav Doré
Moderne spirituele zelfkennis door Mieke Mosmuller