Home
>
Blog
>
Nietzsche en het boze

Nietzsche en het boze

door

Mieke Mosmuller

11-05-2016 3 commentaren Print!

Het boze is voor Nietzsche alles wat de krachten van de mens verzwakt, alles wat hij niet uit zijn instinct maar onder vreemde dwang denkt of doet. Wanneer de mens goed gedijt, dan overheerst het goede. Door deze opvatting ontstaat bij Nietzsche het beeld van de Übermensch die, wanneer men hem niet gedifferentieerd begrijpt, tevens een onmens kan zijn, een mens die alleen voor zichzelf en zijn eigen welzijn leeft en die geen benul heeft van andere mensen en hun belangen.


Rudolf Steiner heeft het positieve van de Übermensch getracht te beschrijven maar het ook helder onderscheiden van de negatieve aspecten ervan.

Steiner beschrijft de opvattingen van Nietzsche als volgt:

'Al het streven van de mens bestaat er in, zoals dat bij elk levend wezen het geval is, om de door de natuur ingeplante driften en instincten op de beste wijze te bevredigen. Wanneer de mensen naar deugd, gerechtigheid, kennis en kunst streven dan gebeurt dit omdat de deugd, de gerechtigheid enzovoort middelen zijn waardoor de menselijke instincten zich zo kunnen ontwikkelen als het met hun natuur overeenkomt. Zonder deze middelen zouden de instincten verkommeren. Nu is het een eigenaardigheid van de mens dat hij deze samenhang van zijn levensvoorwaarden met zijn natuurlijke driften vergeet en die middelen tot een natuurlijk machtvol leven als iets beschouwt dat op zich een absolute waarde heeft. De mens zegt dan: Deugd, gerechtigheid, kennis enzovoort moeten nagestreefd worden  vanwege henzelf. Zij hebben niet daardoor een waarde omdat ze het leven dienen, maar veel meer verkrijgt het leven pas een waarde doordat het naar deze ideale goede dingen streeft. De mens is er niet om naar het dictaat van zijn instinct te leven zoals het dier, maar hij moet zijn instincten veredelen doordat hij ze in de dienst van hogere doelen stelt. Op deze wijze komt de mens ertoe dat wat hij zelf eerst geschapen heeft tot bevrediging van zijn driften, te aanbidden als idealen die zijn leven pas de juiste wijding geven. Hij eist onderwerping aan deze ideale die hij hoger stelt dan zichzelf. Hij maakt zich los van de moederbodem van de werkelijkheid en wil aan zijn bestaan een hogere zin en doel geven. Hij verzint een onnatuurlijke oorsprong voor zijn idealen. Hij noemt ze de wil van God, de eeuwige zedelijke geboden. Hij wil de waarheid vanwege de waarheid zelf, de deugd vanwege de deugd zelf nastreven. Hij beschouwt zich pas als een goed mens wanneer het hem blijkbaar gelukt is zijn zelfzucht, dat wil zeggen zijn natuurlijke instincten, in de hand te nemen en onzelfzuchtig een ideaal doel te volgen. Zo'n idealist ziet die mens als onedel en boos die het niet tot een dergelijke zelfoverwinning heeft gebracht. Nu stammen oorspronkelijk alle idealen uit natuurlijke instincten. Ook wat de christen als deugd beschouwt die hem God geopenbaard heeft, is oorspronkelijk door de mens uitgevonden om een of ander instinct te bevredigen. De natuurlijke oorsprong werd vergeten en de goddelijke erbij gefantaseerd. Zo is het ook met de deugden die de filosofen en moraalpredikers opstellen. Wanneer de mensen alleen gezonde instincten zouden hebben, en hun idealen aan de hand daarvan zouden bepalen, dan zou de theoretische vergissing over de oorsprong van deze idealen niet schaden. De idealisten zouden weliswaar verkeerde opvattingen over de afkomst van hun doelstellingen hebben, maar deze doelstellingen zelf zouden gezond zijn en het leven zou moeten gedijen. Maar er zijn ongezonde instincten, die niet leiden tot versterking, bevordering van het leven, maar tot verzwakking en verkommering ervan. Deze maken zich meester van de genoemde theoretische vergissing en maken dit tot praktisch levensdoel. Ze verleiden de mensen ertoe te zeggen: Een volmaakte mens is niet diegene die zichzelf, zijn leven dienen wil, maar het is diegene die zich geeft voor de verwerkelijking van een ideaal. Onder invloed van dit instinct blijft de mens niet alleen erbij vanuit een vergissing zijn doelen een on- of bovennatuurlijke oorsprong toe te dichten, maar hij vormt werkelijk zulke idealen of neemt ze over van anderen, idealen die niet de behoefte van het leven dienen. Hij streeft er niet meer naar om de in zijn persoonlijkheid liggende krachten aan het daglicht te brengen, maar hij leeft naar een voorbeeld dat hij aan zijn natuur heeft opgedrongen. Of hij dit doel nu aan een religie ontneemt, of of hij dit zelf op grond van bepaalde niet in zijn natuur liggende principes bepaalt, daar komt het niet op aan. De filosoof die een algemeen doel van de mensheid in het oog heeft en daaruit zijn morele idealen afleidt, legt de menselijke natuur even zozeer de boeien aan als de stichter van een religie die tegen de mens zegt: Dit is het doel dat God jullie gegeven heeft en dat doel moeten jullie volgen. Het is ook onverschillig of de mens zich voorneemt om het evenbeeld van God te worden, of dat hij een ideaal van de volmaakte mens uitvindt en aan dit beeld zo gelijkend als maar mogelijk worden wil. Werkelijk is slechts de afzonderlijke mens en de driften en instincten van deze afzonderlijke mens. Alleen wanneer hij op de behoeften van zijn eigen persoon het oogmerk richt, kan de mens ervaren wat zijn leven goed doet. De afzonderlijke mens wordt niet “volmaakt" wanneer hij zichzelf verloochent en gelijkend wordt op een voorbeeld, maar wanneer hij dat verwerkelijkt wat in hem tot verwerkelijking dringt. De menselijke activiteit krijgt niet pas een zin wanneer ze een onpersoonlijk uiterlijk doel dient, ze heeft haar zin in zichzelf. De anti-idealist zal weliswaar ook in de ongezonde afkeer van de mens van zijn oereigen instincten nog een uiting van het instinct zien. Hij weet dat de mens zelf datgene wat tegen zijn instinct ingaat slechts uit instinct kan volbrengen. Hij zal echter toch de afkeer van het instinct bestrijden zoals de arts een ziekte bestrijdt, hoewel hij weet dat deze vanuit de natuur uit een bepaalde oorzaak ontstaan is. De anti-idealist mag derhalve niet de tegenwerping krijgen: Je beweert dat alles wat de mens nastreeft, dus ook alle idealen, volgens de natuur zouden zijn ontstaan en toch bestrijd je het idealisme. Zeker ontstaan idealen evenzeer natuurlijk als ziekten maar de gezonde bestrijdt het idealisme zoals hij de ziekte bestrijdt. De idealist echter ziet die idealen als iets wat verzorgd en in stand gehouden moeten worden. Het geloof dat de mens pas volmaakt wordt wanneer hij "hogere doelen dient” is naar Nietzsche's mening iets wat moet worden overwonnen. De mens moet zich op zichzelf bezinnen en erkennen dat hij de idealen alleen maar heeft geschapen om zichzelf te dienen. Leven volgens de natuur is gezonder dan idealen najagen die blijkbaar niet uit de werkelijkheid stammen.

Nietzsche stelt de mens, die niet onpersoonlijke doelen dient, maar die doel en zin van zijn bestaan in zichzelf zoekt, die zulke deugden tot de zijne maakt, die zijn krachtsontplooiing, zijn macht en volmaaktheid dienen, hoger dan de onzelfzuchtige idealist. Dit is het wat hij door zijn “Zarathustra” verkondigt. Het soevereine individu dat weet dat het slechts uit zijn natuur leven kan, en dat in een met zijn wezen overeenkomende levensvorming zijn persoonlijke doel ziet. Dat is voor Nietzsche de Übermensch, in tegenstelling tot de mens die gelooft dat hem het leven is geschonken om een buiten hemzelf liggend doel te dienen. De Übermensch, dat wil zeggen de mens die volgens de natuur kan leven. Dat is wat Zarathustra leert.”

“Omdat de dionysische geest uit zichzelf alle aandriften van zijn handelen haalt en geen enkele uiterlijke macht gehoorzaamt, is hij een vrije geest. Want een vrije geest is hij die slechts zijn natuur volgt. Nu is weliswaar in Nietzsches werken slechts sprake van instincten als aandrift van de vrije geest. Ik geloof dat Nietzsche hier met één naam een hele reeks van aandriften heeft samengevat die op zich een meer in detail gaande beschouwing vragen. Nietzsche noemt zowel de bij de dieren aanwezige driften tot voeding en instandhouding instinct, als ook de hoogste aandriften van de menselijke natuur. Bijvoorbeeld de drift tot kennen, de drift om naar morele maatstaven te handelen, de drift te genieten van kunstwerken enzovoort. Weliswaar zijn al deze driften uitingsvormen van één en dezelfde grond kracht, maar ze vormen toch verschillende trappen in de ontwikkeling van deze kracht. De morele aandriften bijvoorbeeld zijn een bijzondere trede van de instincten. Wanneer ook kan worden toegegeven dat ze slechts hogere vormen van zintuiglijke instincten zijn, dan treden ze toch in de mens op een bijzondere wijze op. Dit blijkt uit het feit dat het de mens mogelijk is om handelingen te voltrekken die niet direct op zintuiglijke instincten terug te voeren zijn, maar op die driften die nu eenmaal als hogere vormen van het instinct moeten worden aangemerkt. De mens schept de aandrift voor zijn handelingen, die niet uit zijn zinnelijke driften zijn af te leiden, slechts uit het bewuste denken. Hhij neemt zich individuele doelstellingen voor maar hij neemt zich deze met bewustzijn voor.”

“Een mens die zich slechts overgeeft aan zijn zinnelijke instincten handelt als een dier. Een mens die zijn zinnelijke instincten onder vreemde gedachten stelt handelt onvrij.  Pas de mens die zichzelf zijn morele doelen schept handelt vrij. De morele fantasie ontbreekt in Nietzsches uiteenzettingen. Wie deze gedachten tot het einde denkt moet noodzakelijkerwijs tot dit begrip komen. Maar anderzijds is ook een absolute noodzakelijkheid dat dit begrip aan de wereldbeschouwing van Nietzsche wordt toegevoegd. Anders zou daar altijd tegen kunnen worden ingebracht: Weliswaar is de dionysische mens geen knecht van het verleden of van een wil van gene zijde, maar hij is een knecht van zijn eigen instincten.

Een interessante moderne tekst: http://www.humanistischecanon.nl/atheisme/nietzsche
 
Nietzsche en het boze
Friedrich Nietzsche, 1844 - 1900Nietzsche en het boze door Mieke Mosmuller

Geef uw commentaar





* Commentaren worden vóór plaatsing beoordeeld op hun inhoud. Commentaren met grove, discriminerende, racistische, beledigende, gewelddadige en/of kwetsende uitlatingen worden niet geplaatst. Een ieder die deze regels niet in acht neemt kan, zonder opgaaf van redenenen, worden geblokkeerd.
Commentaren
  • Van wim velmans @
    Hartelijk dank Mieke voor deze mooie aanzet om een toegang te krijgen tot deze raadselachtige maar wel invloedrijke persoon.Ook de verwijzing is heel bijzonder.met name ook over het beeld van een Nieuw Europa. Dat bracht mij erop dat je in Bern gesproken hebt over de tegengestelde belangen uit oost en west in Europa en wat heeft Europa zelf te bieden? Misschien heb je daar ook over gesproken.

    groet Wim
  • Van wim velmans @
    Hartelijk dank Mieke voor deze mooie aanzet om een toegang te krijgen tot deze raadselachtige maar wel invloedrijke persoon.Ook de verwijzing is heel bijzonder.met name ook over het beeld van een Nieuw Europa. Dat bracht mij erop dat je in Bern gesproken hebt over de tegengestelde belangen uit oost en west in Europa en wat heeft Europa zelf te bieden? Misschien heb je daar ook over gesproken.

    groet Wim
  • Van Dieter @
    Für Nitzsche war das, was für uns "gut" ist, das "Böse". Alles was den Starken hindert stark, rücksichtslos, egoistisch zu sein, war für Nitzsche "böse", "schlecht"; all dies sollte bekämpft werden. Nitzsche war gegen jegliche Moral, war gegen alles, was den Starken einschränkt. Die Welt war ein Kampf der Herrenmenschen gegen die Schwachen, gegen die Herdenmenschen, die Sklaven. Die Herrenmenschen sollten alle Rechte habengegenüber den Herdenmenschen.
    Das Christentum hatte für ihn eine Sklavenmoral, es schütze die Schwachen, sagte "vor Gott sind alle gleich!". Die christliche Moral war daher für ihn "böse", war zu bekämpfen.
    Die Philosophie Nitsches nahm die barbarische Praxis des Nationalsozialismus vorweg. Sie war der geistig-philosphische Wegbereiter Hitlers.