Het spijt me dat ik deze keer met een zekere ironie ga schrijven. Het valt niet altijd te vermijden. De volgende keer sla ik weer een andere weg in.
Maar in 2019 kwam van verschillende kanten de vraag om nog een keer een roman te schrijven en ik koos de wereldbeschouwing mathematisme, de Tweelingen. Ik ben eraan gewend dat de meditatieve verdieping in het thema een persoon doet verschijnen, die mij dan op zijn/haar pad brengt. Ik schrijf natuurlijk wel zelf, maar er blijkt toch altijd een bepaalde wetmatigheid in verborgen te liggen. Zo werd er nu een hoogbegaafd kind geboren dat zich geheel in het moderne gebied van de kunstmatige intelligentie te buiten ging, terwijl hij toch eigenlijk best een aardige vent geworden is, die samenwoont met zijn vriendin, die heel wat meer genuanceerd naar het bestaan kijkt.
Mijn hiervoor noodzakelijke studie bracht me bij de idee van de singulariteit, vooral naar voren gebracht door Ray Kurzweil, die met name ook bekend is vanwege zijn baanbrekende werk op het gebied van spraak naar tekst, oorspronkelijk bedoeld voor doven. Maar inmiddels kun je van die techniek dankbaar gebruik maken om voordrachten automatisch te laten uitschrijven – hoewel mijn voorkeur uit blijft gaan naar een mens die dat werk doet, want het systeem werkt fonetisch en snapt de gedachten niet…
De roman werd er een over de singulariteit en over een persoonlijke overwinning daarop door de hoogbegaafde hoofdpersoon. Maar onderweg heb ik het een en ander leren kennen van de kunstmatige intelligentie en de fase waarin die al verkeert, (ook waarin die nog lang niet verkeert), de doelen en verlangens.
Wat mij vooral heeft geschokt is de verachting voor de biologie, voor het leven zelf. De KI wordt gezien als oneindig veel beter dan de menselijke biologische intelligentie, hoewel er nog wel een paar hobbels genomen moeten worden om de KI even vaardig te maken als de menselijke, want er zijn bepaalde gebieden waar deze KI nog steeds jammerlijk faalt. Er is echter een hevige drang naar onsterfelijkheid van de individuele intelligentie en er wordt op gehoopt dat het zal lukken om een formule, een algoritme te vinden voor de individuele intelligentie, zodat het biologische lichaam niet nodig is om die intelligentie verder te laten werken. Je kunt dan doodgaan en de wereld verder met je intelligentie blijven verblijden. Er wordt ijverig gezocht naar de werkzaamheid van het brein, hoe dit in de computer kan worden nagebootst en aan dit project wordt wereldwijd heel veel menselijke intelligentie en ook geld besteed, vooral door overheden gespendeerd.
Daardoor heeft deze coronacrisis voor mij een bijzondere betekenis. Ik denk niet dat een man als Bill Gates in zijn eentje verantwoordelijk is hiervoor. Ik wil ook helemaal niet zeggen dat deze hele crisis met opzet georganiseerd is – hoewel het zeker niet onmogelijk is. Maar door het begrijpen van het principe dat men singulariteit noemt en het daaruit voortkomende trans- en posthumanisme is me wel heel duidelijk geworden, dat de natuur, de biologie een gebied in het bestaan is, waar men vanuit de singulariteitsidee maar liever van af wil. Je kunt ook een virtuele natuur om je heen hebben, daarmee kun je naar believen spelen, de dingen naar je hand zetten, jezelf in een andere gedaante brengen, seks hebben met een virtuele partner (hoe dat moet zonder biologie snap ik nog niet helemaal). Een technische wereld, een technische intelligentie, een vullen van de kosmos met die technische intelligentie, liefst nog door de gaten heen in de omtrek, naar andere mogelijke werelden. Een leven waar alle wetmatigheden die biologisch-natuurlijk waren ophouden te gelden en waar ook de natuurwetten in een singulariteit komen. Het leven kunnen we hierbij niet gebruiken. In die zin is de mens maar een enge biologische onvoorspelbaarheid. Die kan zomaar besmet worden, en wat erger is, die kan anderen besmetten en een eind maken aan de persoonlijke intelligentie, voordat er een mogelijkheid is om die te uploaden. Een mens wordt zo zelf tot een ongedierte wat je uit de weg moet gaan en waarbij je uit de buurt moet blijven. Iedereen opgesloten in zijn eigen sfeer thuis is veel beter. We hebben alles virtueel, ook de winkels leveren per internet, je hoeft nergens naar toe want je kunt alle wonderen van de wereld om je heen toveren, zelfs je medemens via face-time of skype, en google heeft een gratis ‘meet’ mogelijkheid geschapen om virtueel te vergaderen. Je hebt dan geen last van die akelige uitwasemingen of viezigheid van je medemens. En moet je dan toch die enge straat op, dan heb je je masker (niet om de ander te beschermen, maar voor jezelf) en een detector in je phone die begint te loeien als er gevaar dreigt.
De mens, een ongedierte.
Intussen is de techniek natuurlijk nog helemaal niet volmaakt, doet van alles wat je niet wilt, snapt geen fluit van wat je hebt gezegd bij het omzetten van spraak naar tekst, corrigeert het goede in het verkeerde enzovoort. Maar er is ook veel wat heel handig is en heel slim.
Ik geef het allemaal graag op voor leven en liefde.
Vorige keer riep ik Louis Armstrong te hulp. Deze keer Edith Piaf die de liefde bezingt, vooral ook de tranen die daarbij onvermijdelijk zijn. Lichamelijke liefde ook, waarbij je dicht bij elkaar komt…
Ongedierte? door Mieke Mosmuller