Op 6 april waren we in Zürich voor een Seminar over de mystiek. Er heeft wel eens iemand tegen mij gezegd: degene die de voordracht houdt leert zelf het meest...
Ik herinnerde mijn begintijd met de anthroposofie, toen ik het boek van Rudolf Steiner ‘Die Mystik...’ leerde kennen. Ik had mijn ervaringen met de Filosofie der Vrijheid al, kende de levende aanschouwing van het denken, en vond in de inleiding in dit boek over de mystiek een buitengewoon ‘spannende’ voortzetting daarvan.
Toen de vraag kwam om in Zürich een seminar te geven met als thema ‘Oude en nieuwe mystiek’ ben ik daar met veel liefde op ingegaan.Â
In deze inleiding tot de mystiek wordt langs verschillende kanten de ‘mystieke zin’, het mystieke waarnemingsorgaan als innerlijk zintuig beschreven als het leren aanschouwen van de eigen innerlijke totale inhoud, geheel vrij van alle natuur en zintuigen, zó, dat de eigen ziel opgenomen is in de wereldinhoud en daarmee één wordt. Zo stijgt de bewustzijnsziel op tot Geestzelf (manas) en beleeft zich als ‘vorm waarin God zichzelf aanschouwt.’
Dat hebben we met een groep van mensen vol van innerlijke inzet samen begrepen en vervolgens getracht als idee te verwerkelijken door oefening.
Citaat uit het hoofdstuk over Nikolaus von Kues:
'Maar nu kan het punt komen dat het de mens duidelijk wordt, door een onweerlegbare innerlijke ervaring die hij heeft  in wat hij in zijn innerlijke mens waarneemt, niet de uiting, de werking van een verborgen kracht of wezen, maar dit wezen zelf in haar oereigen gestalte. Hij kan dan tegen zichzelf zeggen: alle andere dingen vind ik op een bepaalde manier volmaakt; en ik, staande daarnaast, voeg daaraan toe wat de Geest over hen te zeggen heeft. Wat ik zo echter zelf aan de de dingen in mijzelf erbij schep, daarin leef ik zelf, dat ben ik, dat is mijn eigen wezen. Maar wat spreekt daar in de grond van mijn geest?Daar spreekt het weten dat ik heb opgedaan over de dingen van de wereld. Maar in dit weten spreekt geen werking meer, geen uiting; er spreekt iets dat niets meer terughoudt van wat het in zich heeft. In dit weten spreekt de wereld in al haar directheid. Maar ik heb dit weten van de dingen en van mezelf, als een ding te midden van de dingen, verworven .Vanuit mijn eigen wezen spreek ik zelf, en de dingen spreken. Ik spreek dus in waarheid niet langer alleen maar mijn wezen uit; ik spreek het wezen van de dingen uit. Mijn "ik" is de vorm, het orgaan, waarin de dingen zich over zichzelf uitspreken. Ik heb de ervaring dat ik in mij mijn eigen wezen beleef; en deze ervaring verruimt zich tot de andere ervaring, dat in mij en door mij het Alwezen zich zelf uitspreekt, of, met andere woorden, zich kent.'
Literatuur: Rudolf Steiner, Die Mystik Im Aufgange des neuzeitlichen Geisteslebens und ihr Verhältnis zur modernen Weltanschauung, GA 7.