Dit gebouw was, door de vormen, die het binnenin en van buiten had, door de wand- en plafondschilderingen, door de raamschilderingen, de pilaren, die van verschillende houtsoorten gemaakt waren, met zinvol beeldhouwwerk aan de kapitelen, een monument voor de mensen, hoofdzakelijk voor die mensen, die konden begrijpen wat ze zagen.
In het gebouw waren de tekenen verborgen van de geheimen van het verleden, heden en de toekomst, maar toch openbaar omdat iedereen ze kon zien.
Daarom is het ook onvergetelijk in de zielen van al diegenen die het geluk gehad hebben, erin te mogen verblijven. In één nacht was een tien jaar lange arbeid vernietigd. Dr. Steiner stond om acht uur ’s ochtends nog eenmaal voor het in puin liggende gebouw, dat nog steeds brandde en rookte. De meesten waren naar huis gegaan, het terrein was leeg, terwijl de trouwe zielen het atelier weer inruimden, de ‘Schreinerei’ weer inrichtten voor het werk.
Alleen stond hij daar en keek naar de vernietiging. Ik waagde me met deemoed in zijn buurt en kon alleen maar zeggen: ‘Het is verschrikkelijk voor ons’. ‘Ja, zei hij, nu is alles in de wereldether opgeschreven.' (Notitzbuch 74)