Direct na 6 januari werd het Licht verduisterd door de gebeurtenissen in Parijs. Deze roepen vragen op over de aard van het boze. Ik citeer uit de Mysteriedrama's van Rudolf Steiner, uit het tweede drama, het negende beeld.
De bosweide zoals in het zesde beeld. Joseph Kühne, mevrouw Kühne, hun dochter Berta.
Berta:
Ik zou maar al te graag, lieve moeder,
uit jouw mond het verhaal horen,
waarover Cilli vroeger vaker sprak.
Jij kunt immers alle sprookjes vertellen,
die onze lieve vader van de ridders
mee naar huis brengt en die vele mensen
met de grootste vreugde altijd weer graag vernemen.
Joseph Kühne:
De sprookjes zijn een ware ziele-schat.
Wat zij de geest geven blijft behouden,
nog over onze dood heen en zal
in latere aardelevens vrucht dragen.
Zij laten ons het ware donker vermoeden
en uit het vermoeden voor onze zielen
kennis ontstaan, die voor ons noodzakelijk is in het leven.
Ja, wanneer de mensen maar konden begrijpen,
dat onze ridders hen alles schenken.
Cecilia en Thomas hebben jammer genoeg
voor deze dingen nu alleen maar dove oren,
omdat ze de wijsheid ergens anders ontvangen.
Berta:
Ik zou vandaag graag het verhaal horen
dat over het goede en het boze gaat.
Mevrouw Kühne:
Ik wil het je heel graag vertellen; luister.
Er leefde eens een man.
die dacht veel over werelddingen na.
Het meeste kwelde het zijn hersenen
wanneer hij de oorsprong van het boze wilde kennen.
Daar kon hij zichzelf geen antwoord geven.
"De wereld is van God", zo zei hij tegen zichzelf,
"En God kan alleen het goede in zich hebben.
Hoe komen boze mensen uit het goede voort?"
En steeds weer dacht hij helemaal tevergeefs daarover na.
Het antwoord wilde zich niet laten vinden.
Het gebeurde op een keer, dat deze piekeraar
op zijn weg een boom zag
die in gesprek was met een bijl.
Die bijl zei tegen de boom:
"Wat voor jou niet mogelijk is om te doen, ik kan het.
Ik kan jou vellen, jij mij echter niet."
Toen zij tot de ijdele bijl de boom:
"Een jaar geleden nam een man het hout
waaruit hij jouw steel heeft gemaakt,
door een andere bijl uit mijn lichaam."
En toen de man dat gesprek had gehoord,
ontstond in zijn ziel een gedachte
die hij niet helder in woorden kon brengen,
die echter het volle antwoord gaf op de vraag:
Hoe het boze uit het goede voort kan komen.
Joseph Kühne:
Bedenk het verhaal, mijn dochter,
en je zult zien hoe natuurbeschouwing
kennis kan scheppen in mensen.
Ik weet hoeveel ik voor mijzelf verklaren kan,
wanneer ik de sprookjes denkend verder spin,
door welke onze ridders ons beleren.
Berta:
Ik ben voorwaar een heel eenvoudig ding
en zou beslist niets begrijpen
van wat slimme mensen met geleerde woorden
over hun wetenschap kunnen vertellen.
Mij ontbreekt ook elke zin voor zulke dingen.
Ik word helemaal slaperig wanneer Thomas
ons berichten wil over zijn zaken.
Maar wanneer mijn lieve vader zijn sprookjes
van onze burcht naar huis brengt en vaak
gedurende vele uren zijn eigen woorden verbindt
met wat hij ons vertelt,
dan hoor ik graag eindeloos toe.
Cilli spreekt heel vaak over de vrome zin
die mij naar haar mening ontbreekt.
Ik voel echter echte vroomheid
wanneer ik de sprookjes mij voor ogen stel
en me daaraan hartelijk kan verheugen.
(Joseph Kühne, mevrouw Kühne en Berta verlaten het toneel.)
Wodanseiken te Wolfheze, uit 1849 van J.J.Cremer.Over het boze door Mieke Mosmuller