Onderweg van Berlijn naar Neurenberg, bezochten we Weimar - niet voor de eerste keer. Het eerste wat ons tijdens onze stadswandeling trof, was het Goethe-Schiller Monument, voor het Theater.
Voor mij is dit het beeld van vriendschap, een vriendschap die niet alleen door sympathie ontstond, maar des te dieper reikte. De omkering trad als volgt in:
Goethe en Schiller hadden een bijeenkomst van de "Natuurwetenschappelijke Vereniging" bijgewoond, in het huis van de arts en botanicus Karl Batsch en verlieten het evenement samen. Een gesprek volgde. Goethe schrijft:
"We kwamen bij zijn huis, het gesprek verleidde me ertoe om naar binnen te gaan; daar droeg ik de metamorfose van de plant levendig voor en liet met een aantal kenmerkende pennenstreken een symbolische plant voor zijn ogen ontstaan. Hij hoorde en zag dit alles met grote opmerkzaamheid en begripskracht, maar toen ik klaar was, schudde hij zijn hoofd en zei: 'Dit is niet een ervaring, dit is een idee.' Ik was verrast, enigszins somber. Want het punt dat ons scheidde werd hier op de meet strenge wijze aangeduid. Ik herinnerde mij de bewering uit ‘Anmut und Würde’. De oude wrok wilde weer opkomen, maar ik nam mezelf bijeen en antwoordde: 'Dat kan me zeer dierbaar zijn, dat ik ideeën heb zonder het te weten, en dat ik ze zelfs kan zien met mijn ogen. ''
Waar zijn nog mensen die niet uit onmiddellijke sympathie, maar uit oprecht meedenken met de standpunten van de ander vriendschap sluiten? Waar een vriendschap die zo diep gaat, dat bij het bekijken van de schedel van de overleden vriend, jaren na diens dood, de volgende woorden kunnen worden geschreven?
' ...
Gij vermoeiden dus hebt tevergeefs neder gelegen
Geen rust in het graf liet men u, verdreven
Bent u tegen het licht van de dag weerom,
En niemand kan houden van de dorre schaal,
Wat een prachtig fijne kern deze ook bewaarde,
Maar voor mij, adept, was de schrift geschreven,
Die niet aan iedereen de heilige betekenis openbaarde,
Toen ik te midden van zulk een starre hoeveelheid
Onschatbaar heerlijk een beeld gewaar werd,
Dat in de aardekou en engte van de ruimte
Mij vrij en warmte voelend verkwikte,
Alsof een levensbron aan de dood ontsprong,
Hoe mij vol geheimen de vorm verrukte!
De godgedachte sporen, die zich hebben behouden!
Een blik, die mij naar die zee ontrukte,
Die vloeiend versterkte gestalten doet uitstromen.
Geheime schaal! Orakelspreuken schenkend,
Wie ben ik dat ik waard ben u in de hand te houden?
Jou hoogste schat uit de aarde vroom me afwendend
En in de vrije lucht tot een vrij overpeinzen
Tot het zonnelicht aandachtig me wendend.
Wat kan de mens in het leven meer winnen,
Dan dat God-natuur zich hem openbaart?
Hoe zij het vaste laat tot geest stollen,
Hoe zij het door de geest geschapene stevig bewaart?
(Johann Wolfgang von Goethe)
Tussen Berlijn en Nürnberg door Mieke Mosmuller