Onderstaande tekst is een letterlijke transcriptie van de gesproken video-tekst.
Maakt het iets uit of gras in een laboratorium omgevormd wordt in chemische melk, of dat de koe die omzetting doet? Met berekeningen kun je veel vaststellen en voorspellen, maar waar is het bewustzijn van de kwaliteit van de producten, afgezien van de samenstelling en de smaak ervan? Speelt het bereidingsproces geen rol? En kun je de effecten op het klimaat berekenen zonder kwaliteitsbesef? Met het vervangen van het wonder van de natuur door bijvoorbeeld kunstmatig vervaardigde zuivel, verliezen we de waarde en het belang van de natuur - haar kwaliteit - voor het menselijk bestaan uit het oog. Bekijk video op YouTube
Een paar weken geleden stond er in de NRC, de krant, een lang stuk over kaas. En dat stuk heeft bij mij een hele reeks van herinneringen opgeroepen en ook gedachten losgemaakt en die wil ik dan vandaag met u delen. Ik herinnerde me uit mijn jeugd - die herinneringen komen de laatste tijd vaak op omdat je zo van dit soort beschouwingen doet en je afvraagt waar komen de gedachten vandaan - een herinnering uit mijn jeugd, waarin plotseling in de publiciteit kwam een rapport van de club van Rome. En nu ik ben nooit een krantenlezer geweest, zal dat ook niet worden, maar doe dat soms enigszins plichtmatig en dat was toen ik jong was al helemaal het geval. Maar daar kwam dus een bericht dat er een rapport verschenen was van de club van Rome. Nu, ik heb dat rapport niet gelezen, maar er was heel veel over te doen, dat weet iedereen die in die tijd, 1968, leefde, heel veel over te doen, dat wanneer het zo door zou gaan op aarde zoals het bezig was, dat dan de aarde ten onder zou gaan. En dat werd geïllustreerd met alle mogelijke berekeningen en ik heb nu pas begrepen dat dat het eerste rapport, of een van de eerste rapporten geweest is waarbij de computer gebruikt is om berekeningen te maken. Maar in elk geval, het kwam er eigenlijk op neer dat als de groei van de bevolking op de wereld zo zou doorgaan zoals die bezig was, dat dan de grootste problemen zouden ontstaan. En ik weet nog dat het heel veel teweeg heeft gebracht, dat rapport, en ik weet ook nog wat mijn eigen gevoelens daarbij geweest zijn. Natuurlijk, als je 17 jaar bent, dan heb je misschien wat meer neiging om aan de ene kant de openbare publicaties te geloven en aan de andere kant daar ook kritisch tegenover te staan. Dat allebei trad toen heel sterk bij mij op, aan de ene kant boezemde dat rapport, voor zover het in de wereld kwam angst in, je kreeg een gevoel van: de aarde waarop ik leef is eindig, er dreigt een uitputting - en aan de andere kant ook heel sterk daarnaast een indruk van: waar gaat dit nu eigenlijk over? Ik was toen niet in de gelegenheid, ik had daar ook geen zin in, om ernaar te kijken, waar dat nou eigenlijk verder over ging. Maar wanneer je dan ziet hoe dat in de loop van de tientallen jaren zich verder heeft ontwikkeld, dan zie je natuurlijk dat de zorg om de levensvatbaarheid van de aarde eigenlijk in zekere zin alleen maar is toegenomen en dat zich die niet meer zozeer bezighoudt, die zorg, met de vraag van hoe beperken we de bevolkingstoename, maar meer met de vraag: wat is er aan de hand met ons klimaat, en hoe lang kan het allemaal nog zo doorgaan zoals het gaat; wat zijn wij als bewoners van de aarde aan het doen en wat zouden we moeten doen om de versnelling van de afbraak op aarde tegen te gaan. Nu, je kunt daar natuurlijk in delen in die zorg. Maar aan de andere kant, wat mij nu heel sterk opvalt als ik terug kijk, dan is het dat in die tientallen jaren waarin die zorg voortdurend heeft geklonken, de aandacht voor kwaliteit tegenover de aandacht voor kwantiteit helemaal uit het verband is geraakt en dat je door het rekenen, wat natuurlijk toch een kwantitatief gebeuren is, dat we met de aandacht eigenlijk vrijwel uitsluitend bij de kwantiteit zijn terechtgekomen, bij de aantallen, bij de hoeveelheden, bij de statistieken, bij de toekomstvoorspellingen, bij de berekeningen van hoe gaat het zijn, scenario 1, scenario 2, tot en met scenario weet ik veel, maar alles kwantitatief. En het verlies aan bewustzijn voor de kwaliteit is minstens even onrustbarend als de hele problematiek met betrekking tot het verval van de aarde. Want wij mensen kunnen ook vervallen en wij vervallen, doordat wij vergeten dat het niet alleen om aantallen gaat, maar dat de kwaliteit zo belangrijk is. En dan bedoel ik met kwaliteit niet, zoals dat meestal gebruikt wordt, dat woord, in de zin van een goede of een slechte kwaliteit, maar ik bedoel kwaliteit zoals dar oorspronkelijk in de filosofie gebruikt is, dat woord, en dan betekent het eigenlijk meer hoedanigheid, eigenschap. Dus de wijze waarop iets zich presenteert en niet alleen kwantiteit, dat is ook een categorie waarin je kunt denken. Maar dat is niet de enige, we hebben die begripscategorie, dat hele, die hele wereld van de hoedanigheid, die hebben we ook. En dat werd me in dat artikel van de NRC over kaas zo ongelooflijk pijnlijk bewust, dat er in feite een ander sterfproces aan de gang is en dat is het sterfproces van de hoedanigheid. De publieke opinie wordt zo gevormd, dat wij onze meningen en oordelen uitsluitend nog hechten aan de hoeveelheid. Die kun je berekenen en die kun je ook met berekeningen voorspellen. Je kunt bijvoorbeeld spreken van een exponentiele groei, omdat je dat ziet, je ziet de aanzet daartoe en dan kun je voorspellen dat het zo wel zal gaan, en je kunt dan ook nog andere scenario’s bedenken, waardoor dat kan worden afgebogen zodat het zoiets wordt en niet zo, maar dat is allemaal kwantitatief. En daar zitten we natuurlijk heel sterk mee, wanneer we spreken over een klimaatcrisis, want daar wordt weliswaar ook gekeken naar hoe de toestand van de natuur is, en dat is een kwalitatieve beschouwing, maar wanneer er gezocht wordt naar oorzaken voor het achteruitgaan van de toestand van de natuur dan komen we, plonzen we werkelijk in de kwantitatieve berekeningen en we zijn natuurlijk heel erg bepaald door de getallen die we horen over de co2 en de stikstof. En dan wordt er een beroep op ons normbesef gedaan, op onze ethiek, op onze morele houding tegenover dat wondere wezen aarde - dat is mijn kwalitatieve bepaling van de aarde, maar het is natuurlijk ook een planeet die in zijn levenstoestand achteruitgaat en het is duidelijk dat de mens degene is die daar de boosdoener is. Wanneer we aan CO2 denken, nou ja we weten allemaal: de mens ademt zuurstof in, en in het lichaam wordt die zuurstof gebruikt en er wordt koolzuur uitgeademd. Dus ik heb altijd het gevoel, als je de planeet zou willen helpen, dan zouden we eigenlijk allemaal moeten ophouden met uitademen, dan zou het hele probleem snel zijn opgelost, maar dan is natuurlijk ook het tehuis, ja, zonder bewoners geworden. Dus het is een kwantitatief probleem maar je moet het kwalitatief kunnen oplossen. En de oplossingen die bedacht worden - want het is echt een bedenken - die zijn over het algemeen voortgekomen uit berekeningen. Je krijgt dan een moreel besef aangedaan zou je kunnen zeggen, namelijk dat je als mens zo moet gaan leven dat - je mag wel nog uitademen, maar verder moet je jezelf wel heel intensief gaan beperken in allerlei dingen, zodat die koolzuuruitstoot beperkt wordt en dat de stikstof in de lucht ook gaat dalen. En daarom wordt het tijd, vindt men, dat de veeteelt geleidelijk aan wordt verminderd en liefst wordt afgeschaft, dat we ophouden met consumeren van vlees maar ook van zuivel en dat er moeite zal worden gedaan om de mens dan toch nog te laten genieten van datgene wat ooit vlees was en ooit bijvoorbeeld kaas was, door techniek, biotechniek toe te passen waardoor kunstvlees en kunstkaas kan worden geproduceerd. Dat deed me ook denken uit iets aan mijn jeugd, daar kreeg je op school van die opdrachten om opstellen te schrijven, meestal drie keuzemogelijkheden en daar was op een gegeven moment de mogelijkheid om een opstel te schrijven over kunststoffen en ik weet nog dat ik dat toen gekozen heb en dat al schrijvende - want je begint dan, ja je bent eigenlijk nog een kind en je moet zoiets dan gaan opschrijven, en dan komen er allerlei gedachten en die schrijf je dan maar op - dan kwamen er gedachten dat wanneer bepaalde stoffen uitgeput zouden zijn en je zou ze door kunstmatige stoffen moeten vervangen, dan zou je er eigenlijk voor moeten zorgen dat het iets heel anders is, en dat het niet lijkt op wat het oorspronkelijk was, want dat is een grote leugen eigenlijk, wanneer je dat doet. Dus je zou je heel goed kunnen voorstellen dat je, wanneer je geen kaas en geen vlees meer zou kunnen eten, dat je iets anders gaat eten. Maar dat je dan datzelfde zou willen eten in een kunstmatige vorm, dat is toch een heel merkwaardig gebeuren. En dat stond in dat artikel en de biochemicus die daar in de beginnende fabriek de rondleiding gaf die zegt het volgende:
‘Melk is in essentie weinig anders dan in de koeienpens gefermenteerd gras. Dat een koe geen bier geeft komt simpel gezegd doordat de micro-organismen aan de bacteriën en gisten in de pens het signaal geven om van gras geen alcohol en koolzuur te maken, maar melk.’
Ja, dus wat doen we dan? Dan gaan we op zoek naar bepaalde micro-organismen die aan de bacteriën en gisten van de pens van de koe - alleen kun je dat dan in het laboratorium doen, daar heb je die pens dan niet meer voor nodig - om dan in het laboratorium het signaal te geven om van gras niet iets anders te maken, maar melk. Dus je moet zoeken naar een, dat heet dan precisiefermentatie, zoeken naar een techniek waarbij je gras zo kunt beïnvloeden met behulp van micro-organismen dat dat omgezet wordt in zoiets als bijvoorbeeld caseïne, waar je dan vervolgens kaas van kunt maken. En dan moet dat dus, dat moet ideaal gezien, chemisch, identiek zijn aan dat wat de kaas is, dus in die zin niet ‘kunst’ dat het iets anders is wat er op lijkt, maar dat het echt identiek is, maar het komt dus dan niet van de koe, het komt uit een laboratorium. En toen zag ik een weide voor me met grazende koeien en hoe die daar gaan liggen herkauwen en ik moest denken aan een voordracht van Rudolf Steiner, en dan denk ik: je zou de klimaatproblematiek heel goed kunnen oplossen als de overheden Steiner zouden lezen, maar dan lach ik natuurlijk mezelf uit als ik dat den. In die voordracht van Steiner, dat is dus precies dat beeld, dat je in de wei koeien ziet grazen en vervolgens ziet herkauwen en dan ziet hoe ongelooflijk groots dat proces is waarmee de koe van het gras melk maakt. Dat de koe een zwaarte in zich draagt die, je zou kunnen zeggen aardezwaarte is, terwijl dat hele omvormingsproces als het ware de hele kosmos zelf is, die in dat aardse, die aardse zwaarte van de koe, inwerkt, waardoor langzamerhand die maaginhoud bereid gemaakt wordt om tot melkvorming over te gaan. Wat een schoonheid van de natuur, wat een hoedanigheid. Dat gaat dan niet over hoeveel liter die koe produceert, maar het gaat over de processen die in de natuur zich voltrekken in zo’n dier, waar je als mens toch eigenlijk genadevol gebruik van mag maken. Maar nee, wat zegt het kabinet, ze trekken 60 miljoen euro uit, uit het nationaal groeifonds voor investeringen in opleidingen en onderzoek, voor de ontwikkeling van kweekvlees en precisiefermentatie, niet voor afzonderlijke bedrijven maar voor gedeelde faciliteiten en kennis. En dan kun je zo’n stukje vinden waar je dus moreel wordt aangesproken dat je dus eigenlijk wel echt moet ophouden met kaas eten, want dat je een aanslag op het milieu pleegt per persoon, die werkelijk echt niet te meten is, daar zou je de kwantitatieve meting eens voor moeten gebruiken, voor een kilo kaas gebruiken kaasmakers zes tot tien liter melk. Dan durf je toch geen kaas meer te eten? Als je weet dat je voor die kilo kaas die je gekocht hebt, dat daar tien liter melk voor gebruikt is? En voor oude harde kaas is nog meer nodig dan voor hüttenkäse of roomkaas. Kaas heeft een grotere klimaatbelasting dan varken of kip. Een kilo goudse belegen levert tien kilo CO2 uitstoot op, aldus milieu centraal. Nederlanders eten gemiddeld 360 gram zuivel per dag, en 9% daarvan is kaas. 16% van de broeikasgassen wordt in Nederland uitgestoten door de landbouw. Bijna 70% door veeteelt. En dat is vooral methaan uit nou ja, uitwerpselen en dergelijke dingen van koeien. De Nederlandse veehouderij stoot zo’n 3,9 miljoen ton CO2 per jaar uit en volgens het klimaatakkoord van 2019 zou dat in 2030 naar 2,7 miljoen ton verlaagd moeten zijn. Nou ja, dat zijn dus getallen die moeten ons ertoe brengen dat we het voorhoofd fronsen wanneer er over natuurlijke kaas gesproken wordt, dat wordt langzamerhand bijna misdadig en het merkwaardige is dat er dan aan het eind nog staat dat de bevolking alleen maar meer natuurlijke kaas is gaan eten, de laatste jaren, dus het wordt hoog tijd dat die kunstkaas er komt, die dan natuurlijk zo moet smaken dat je dat niet merkt, je kan nog hopen dat het wel nog op de verpakking staat. Dat - ja voor mij is dit een karikaturale oplossing van aardeproblemen, en dit is nu het voorbeeld kaas, maar je kunt wel bijna dagelijks je confronteren met dergelijke artikelen over oplossingen van de klimaatcrisis en ik wil nu beweren, dat niet alleen de CO2 uitstoot een oorzaak is van klimaatverandering, niet alleen de stikstofverhoging in de lucht, maar dat er paralellen zijn in het bewustzijn van de mens. En daar ligt het grote probleem. De mens is inderdaad de bederver van het leven van de aarde, maar waar komt dat door? Niet doordat je uitademt of doordat je kaas eet, maar dat komt doordat je alleen nog maar kwantitatief rekent en de schoonheid van de natuur totaal over het hoofd ziet. Ja, je ziet misschien wel een mooi roosje hier en daar, maar het besef van wat je ziet als je een grazende en herkauwende koe in de wei ziet ... blijf daar eens bij staan en laat dat in je gemoed tot werking komen, dan weet je waarom je kaas moet eten, waarom je melk moet drinken. Hoe wil je verbinding met de aarde houden wanneer je de levende wezens die op aarde geplaatst zijn door de schepper, wanneer je die levende wezens buiten gaat sluiten, hoe wil je dan de verbinding met die planeet nog houden? Ik zou zeggen: lees eens een voordracht van Steiner.
Kaas en Klimaat door Mieke Mosmuller