Onderstaande tekst is een letterlijke transcriptie van de gesproken video-tekst.
Wie de jeugd heeft, heeft de toekomst. Dat is natuurlijk een feit dat bekend is bij alle mensen die zorg hebben voor de ontwikkeling van de mensheid en de aarde en het is dus ook heel begrijpelijk dat er in de zeventien Sustainable Development Goals (SDGs) van de Verenigde Naties zich ook een van de doelen richt op het onderwijs. Want datgene wat kinderen in die lange periode van ontwikkeling opnemen en hoe ze het opnemen bepaalt heel veel voor de toekomst en dat zijn natuurlijk de mensen die de toekomst hebben. We zien steeds meer de bemoeienis van de staat met de vorm van het onderwijs. Maar wie bepaald de inhoudelijke invulling van dit onderwijs? Bekijk video op YouTube
Maar het zou bijvoorbeeld nooit mogen gebeuren dat de staat die tot het rechtssysteem behoort, dat die zeggenschap zou hebben over het vrije geestesleven, waartoe het onderwijs behoort. Dus een bemoeienis van de staat met het onderwijs zou nooit mogen gebeuren, omdat de staat daar helemaal geen wetenschap van heeft, dat heeft het onderwijs, de wetenschap van het onderwijs ligt bij degenen die de opvoeding doen. En dat zijn de ouders en dat zijn de onderwijzers en dat zijn de leraren op de hogere scholen, dat zijn de professoren, die zouden het onderwijs vorm moeten geven. Het rechtsleven is er dan alleen maar om, laat ik maar zeggen de salarissen uit te betalen. Wie de jeugd heeft, heeft de toekomst. Dat is natuurlijk een feit dat bekend is bij alle mensen die zorg hebben voor de ontwikkeling van de mensheid en de aarde en het is dus ook heel begrijpelijk dat er in de zeventien sustainable develoment goals van de Verenigde Naties ook een van de doelen zich richt op het onderwijs. Want datgene wat kinderen in die lange periode van ontwikkeling opnemen en hoe ze het opnemen bepaalt heel veel voor de toekomst en dat zijn natuurlijk inderdaad de mensen die de toekomst hebben.
Als we terugkijken: een demagoog uit de 20e eeuw die in de jaren 33-45 groot succes tussen aanhalingstekens heeft geboekt, was ook zeer goed op de hoogte van het feit dat de jeugd, wanneer je die hebt, dan heb je de toekomst. Maar dan gaat het er natuurlijk om, wat voor ideeën heb je over de toekomst en wat voor ideeën heb je in verband daarmee over de ontwikkeling van de jeugd. Nu staat er in dat doel beschreven dat het ideaal is een onderwijs voor alle kinderen over de hele wereld en dan worden er een aantal kwantitatieve principes gegeven, namelijk hoeveel kinderen ter wereld nog géén onderwijs genieten. Dat laat ik even buiten beschouwing, het gaat er mij om dat de vraag dan is, dat je bij dit mooie doel waarbij natuurlijk besproken wordt dat kinderen die goed opgeleid zijn veel meer kansen hebben, dat dat een wapen is in de strijd tegen de armoede enzovoort, maar het gaat er dan natuurlijk om dat je je afvraagt: wat is het dan in feite voor opvoeding? Wat je die kinderen geeft? En wat zijn je ideeën over hoe een kind zich ontwikkelt en hoe dat zou moeten worden opgevoed en wat doe je dan precies met het onderwijs. Het is natuurlijk wel duidelijk dat in onze tijd, zoals het kwantitatieve over het kwalitatieve gezegevierd heeft, dat de inhoud ook over de vorm zegeviert. Dus datgene wat men als goed onderwijs ziet, dat dat bestaat uit een heel pakket aan informatie, wat je dan trapsgewijs aan kinderen aanbiedt en de weg waarlangs is dan natuurlijk ook nog de grote vraag. Een tijd geleden las ik in hetzelfde doel, in de beschrijving daarvan, dat een van de grote pijlers dan zou moeten zijn het onderwijs via internet. Nu, na de ervaringen die men heeft opgedaan met corona en het thuisonderwijs is de beschrijving iets veranderd. Daar staat niet meer dat het zo’n groot ideaal is, maar dat het eigenlijk toch ook wel heel belangrijk is dat er persoonlijk onderwijs plaatsvindt. Aan de andere kant lees je onder de oppervlakte toch nog steeds het belang van dat ene ontbrekende doel, namelijk het doel van het invoeren van de kunstmatige intelligentie. En je zou je kunnen voorstellen dat, wanneer dat een niet uitgesproken maar duidelijk aanwezig doel is, dat toch in de wens met betrekking tot hoe je de kinderen dan het onderwijs wil geven, wel een hele grote rol speelt. En daarom leek het me van belang om de ontwikkeling van het kind nog eens van een andere kant te bekijken, dan alleen te denken aan dat je zoveel mogelijk kennis opdoet. We weten dat, of althans dat kunnen we weten, dat de mens drie grote geledingen in zijn wezen heeft, en dat zie je ook als je hem ziet staan of lopen, of zitten, dan zie je: hij heeft een hoofd, hij heeft een borst en hij heeft ledematen. En dat heeft zij ook. Dat maakt niet uit, of het een hij of een zij is, alle mensen hebben een hoofd, een borst en ze hebben een buik en ze hebben ledematen. En het is natuurlijk interessant om te denken dat dat drie verschillende werelden zijn. En dat weet je ook eigenlijk wel, mensen praten daar ook zo over. Je hebt wanneer je het over het hoofd hebt, dan weet iedereen dat je het toch vooral hebt over je zintuigen en over je denken, vooral over je denken, en wanneer je het over de borst hebt, ja dan weet je: wat heb je met de borst? Dat is het ritme, daar heb je de ademhaling en daar heb je het hart, en de buik dat is de stofwisseling en dat is in de ledematen, in een andere vorm is dat de handelingsmogelijkheid. Of dat nou een end lopen is, of dat sporten is, of dat liefdadigheidshandelingen zijn, of dat je werk is, je hebt een stelsel van ledematen waarmee je doet. En die drie werelden die hadden we teruggevonden in de drie idealen van de Franse revolutie die in de sociale driegeleding van Rudolf Steiner een wedergeboorte kennen, namelijk het vrije geestesleven, het gelijke rechtsleven, en de broederlijke, zusterlijke wil, de handeling. Dus dat zijn drie verschillende geledingen maar wanneer je je daarin gaat verdiepen, dan begin je al snel te beleven dat die werelden werkelijk op zichzelf staande grootheden zijn. Dat dat iets is wat je niet zomaar in een pan door elkaar kunt roeren en kunt zeggen: nou ja, dat is toch allemaal hetzelfde. Maar dat je werkelijk een driegeleed wezen bent als mens, dat je drie werelden in je draagt en ook vertegenwoordigt en dat je die terugvindt in de sociale samenhang. Alleen is het in onze tijd wel zover gekomen dat die drie geledingen inderdaad in een pan zijn gedaan en dat die door elkaar geroerd zijn. Wanneer je teruggaat naar de ideeën van de sociale driegeleding dan is een heel belangrijk kenmerk daarin dat je die drie geledingen op zichzelf moet laten staan, voor zover dat mogelijk is, en natuurlijk heeft elke geleding dan wel iets van de anderen in zich. Maar het zou bijvoorbeeld nooit mogen gebeuren dat de staat die tot het rechtssysteem behoort, dat die zeggenschap zou hebben over het vrije geestesleven, waartoe het onderwijs behoort. Dus een bemoeienis van de staat met het onderwijs zou nooit mogen gebeuren, omdat de staat daar helemaal geen wetenschap van heeft, dat heeft het onderwijs, de wetenschap van het onderwijs ligt bij degenen die de opvoeding doen. En dat zijn de ouders en dat zijn de onderwijzers en dat zijn de leraren op de hogere scholen, dat zijn de professoren, die zouden het onderwijs vorm moeten geven. Het rechtsleven is er dan alleen maar om, laat ik maar zeggen de salarissen uit te betalen. Maar niet om invloed te hebben op wat het onderwijs inhoudelijk en naar de vorm zou moeten zijn, want de wetenschap van het opgroeiende kind ligt bij de opvoeder en niet bij de staat. En hetzelfde geldt voor de geneeskunde, daar kunnen we het nog eens een andere keer over hebben. Maar hetzelfde geldt ook voor het leven in de handel. Dus daar waar de stofwisseling en de ledematen in de mens zo’n eigen wereld vertegenwoordigen, zo is dat in het sociale leven ook, dat de handel iets is wat op zich functioneert en daartoe zou je dan bijvoorbeeld ook de agrarische sector kunnen rekenen, die zouden voor zichzelf moeten uitmaken wat juiste landbouw en veeteelt is en niet dat de staat daarin dicteert. Maar goed, in de opvoeding van het kind is het natuurlijk wel heel belangrijk, dat die gedaan wordt, die opvoeding, dat die uitgevoerd wordt door mensen die ook weet hebben van wat een kind eigenlijk is. En nou kun je natuurlijk de pijn voelen dat je met opvoeders te maken hebt die ook weer in het systeem zijn groot geworden waarin de staat het voor het zeggen heeft en het is natuurlijk voor een huidige opvoeder wel heel erg moeilijk om nog terug te vinden wat nu eigenlijk een kind is.
Ik herinner me dat mijn kinderen op een gegeven moment op de middelbare school een pakket moesten kiezen, die moesten vastleggen welke richting ze uit wilden in hun leven en op grond daarvan een bepaalde samenstelling van vakken kiezen en nou ja dat kan je doen natuurlijk, maar op een gegeven moment moet je dan natuurlijk ook die vakken - ja die moet je wel halen he. Dus er zijn momenten geweest dat daar enige wanhoop bij de kinderen te bespeuren viel en ik heb me nog wel wat moeite gedaan om dan een beetje bij te springen en het bijzondere daarvan - afgezien van het feit dat je dat dan doet - is dat je ook het huidige onderwijs met behulp van de leerboeken leert kennen. En ik had ze ook nog uit mijn eigen tijd, waarbij ik die niet wil ophemelen, want daar was het ook al een weg naar de abstractie van heb ik jou daar, maar wat je daar tenminste nog had, dat was dat je bijvoorbeeld in de algebra en in de meetkunde een zuivere begripsvorming had, en met zuiver bedoel ik dan: niet toegepast op de processen in de wereld. Dus zuiver de formule, het bewijs daarvan dat het zo is, en dat ga je dan uiteindelijk toepassen, maar daar kwam het eigenlijk in ons oude onderwijs niet zo van, daar ging het vooral om het je leren bewegen in de wetmatigheden van de wiskunde en van de natuurkunde. En de natuurkunde heeft natuurlijk veel meer toepasbaarheid, dus daar kwamen dan op een gegeven moment wel vragen die te maken hebben met hoe lang je over iets doet, of wanneer je een schip hebt dat begint te zinken en het weegt zoveel kilo enzovoort enzovoort. Maar in principe lag de nadruk toch nog heel sterk op het zuivere begrip, dus los van de toepassing. Dat was dus toen ik ging kijken in die leerboeken van onze kinderen totaal verdwenen. Ze zaten niet meer op de vrije school, maar op een gewoon tussen aanhalingstekens lyceum en ze maakten gebruik van gewone leerboeken en het opvallende is daarin, en het is alleen maar erger geworden, dat de verwerving van het zuivere begrip niet meer duidelijk is. Dus er wordt wel iets uitgelegd, maar dat wat uitgelegd wordt gaat eigenlijk onmiddellijk in de toepassing en je moet je dan ook die toepassingen voorstellen en je bent met je aandacht weg van het oorspronkelijke zuivere begrip. Nou dat is zoiets. Als dat het onderwijs moet zijn, dan betekent dat, dat je opgroeiende mensen in de puberteit de gelegenheid niet meer biedt om tot een zuiver begripsdenken te komen. Alles is toepassing, nut, functioneel. En niet voor het begrijpen op zich nog van belang. Dat betekent, dat wanneer je van school af gaat, af komt, je hebt je eindexamen gehaald en je gaat naar de universiteit en je gaat bijvoorbeeld geneeskunde studeren en je doet dat in Maastricht, dat je dat daar verder voert, want daar wordt in het eerste jaar de medische kennis ook onmiddellijk toegepast. Dus waar in het verleden het eerste jaar besteed werd aan het bestuderen van het skelet en de spieren, en misschien ook al wel een beetje van de vaten maar dat was volgens mij het tweede studiejaar, en je dus een wel heel abstracte en helemaal niet mooie kennis van het menselijk lichaam opdeed, het was wel puur. Alleen maar dat. En nu is het zo, dat je daar eigenlijk gaandeweg aan de hand van de problemen in de geneeskundige praktijk kennis van opdoet. Nevenbij. Je begint met problemen die gesteld worden met betrekking tot patiënten en als dat bijvoorbeeld betreft een heupfractuur, dan bestudeer je ook de anatomie van het heupgewricht. Maar het is niet zo dat je de hele anatomie bestudeert. En ik zou zo graag willen dat je dat zou beleven, wat dat voor verschil is. En dat is een voorbeeld voor het hele onderwijs. Wanneer je gaat kijken naar kleuters, ja als je goed kijkt, natuurlijk, je bent geïnspireerd door de anthroposofie, maar kijken deed ik altijd al en ook als je geen anthroposofie hebt, dan zou je in het kijken en het beleven bij een baby, en een peuter die dus nog geen ik zeggen, zou je toch moeten voelen dat je zo’n kind nooit iets kwalijk kunt nemen, dat bestáát helemaal niet. Want dat kind heeft nog niks van stoutigheid of onwil of tegenstand of zoiets. Dat heeft alleen maar lichamelijke gewaarwordingen die onprettig zijn en daar reageert het op, of het voelt zich weldadig prettig en dan reageert het daar ook op maar er is nog helemaal geen sprake van dat je daar iets zou kunnen kwalijk nemen of dat je zou kunnen zeggen foei foei foei wat doe je nu, dat is belachelijk. En dat zou je eigenlijk moeten voelen, dat ligt helemaal niet in een bepaalde theorie of iets dergelijks, maar dat is menskunde die ieder mens toch eigenlijk vanzelf heeft, maar overdekt heeft met allemaal theorieën die er niets toe doen en die alleen maar bederven dat je je oorspronkelijke intuïtie met betrekking tot dat heel kleine kind, dat je die verliest door allerlei theorieën. Nou ja, als het kind dan wat groter wordt, dan komt op een gegeven moment de omslag naar het gevoel, naar het nou ja, nu is het toch wel echt stout, en als ik dit laat gebeuren en steeds verder laat gaan, dat kan niet, dat is ook een beleving. Zo zou je de hele ontwikkeling van het kind, ja laat ik maar zeggen in kaart kunnen brengen, en dat is gebeurd, dat bestaat, die hele kennis van het opgroeiende kind vanuit dit gezichtspunt kun je vinden. Wanneer je dat ten grondslag legt aan de opvoeding, dan weet je dat in die eerste jaren, voordat het kind naar de basisschool gaat, dat het kind nog heel erg bezig is met de uitbalancering en het volmaakt worden van het fysieke lichaam. En als je daar al grote eisen gaat stellen aan de intellectuele vermogens die er heus wel lijken te zijn, dan trek je krachten weg die eigenlijk nog voor de ontwikkeling van het lichaam bedoeld zijn. Zo moeilijk is dat niet, om dat te zien. Maar als je nu gaat zeggen: onderwijs voor alle kinderen op de hele wereld - en je hebt die begrippen niet en je ziet niet, terwijl je het zou kunnen zien, dat zou ook de staat kunnen zien, dat zouden ook de globalistische instituten kunnen zien, je ziet niet dat het kind bezig is met het opdoen van kennis, maar dat het speelt en dat spelen is het kennisvermogen in het kind tot een jaar of tien ofzo, twaalf, het wordt steeds minder, het wordt steeds meer leren, maar het is oorspronkelijk alleen maar spelen en dat spelen is het leren. En als je dat kind dat zou ontnemen door het alsmaar vol te willen proppen alvast, zo vroeg moeilijk, met zoveel mogelijk weten, dan maak je het kind buitengewoon ongezond. Maar ja, dat kan ik hier wel zeggen, op het ogenblik is het zo dat er een gigantische macht aan het werk is in de wereld die iets bepaalds beoogt, namelijk onderwijs voor alle kinderen, maar dan wel onderwijs zoals het niet moet zijn. Neem me niet kwalijk. En als dat het onderwijs wordt voor alle kinderen over de hele wereld, dan is dat dus eigenlijk een catastrofe. Dan kunnen ze beter geen onderwijs hebben, en gewoon verder spelen met de modder en het water en alle dingen die ze dan ter beschikking hebben in alle grote armoede die ze toch hebben, ook als ze wel moeten leren, dan dat ze daar volgestopt worden met informatie die ziekmakend is.
Dat is iets wat ik als een heel grote kanttekening bij dat doel van het onderwijs stel, en ik zou daar nog uren over kunnen vertellen, maar zo lang moeten onze video’s niet worden, dus ik laat het erbij en ik ga dan volgende keer weer verder met een ander doel, maar we komen hier beslist nog op terug.
Onderwijs en de sociale driegeleding door Mieke Mosmuller