De vorige keer heb ik gesproken over het vaccinatie paspoort zoals dat er aan zit te komen en in het artikel daarover wat ik gevonden had bij de besprekingen in Davos, ze zijn niet in Davos gehouden, maar in dat kader gehouden, dat in dat artikel kwam ik een woord tegen wat op mij nogal een effect heeft gehad. Dat is het woord agnostisch. Er wordt in dat artikel gezegd dat wanneer zo'n vaccinatie paspoort er komt en daar kunnen dan natuurlijk ook nog andere gegevens op worden opgeslagen dan alleen over de vaccinatie, dan zal dat een document zijn dat op een agnostisch wijze informatie over de betreffende persoon geeft. Nu is het woord agnostisch uit de kentheorie en de filosofie wel heel goed bekend en dat betekent eigenlijk dat je niet tot kennen kunt komen, dat je dus niet de mogelijkheid hebt om met het kenproces ook de werkelijkheid echt te bereiken. En dat heeft, dat principe van het agnosticisme speelt in de wetenschap een toenemende rol. Dus wilde ik vandaag een filosofisch uitstapje maken als bedoeld als achtergrondinformatie voor dit hele proces waar wij ons op het ogenblik in bevinden.
De wetenschapstheorie gaat eigenlijk terug op Francis Bacon in de 16e /17e eeuw en hij heeft het menselijke denken uitgeroepen tot een puur subjectief gebeuren. De mens heeft gedachten en die gedachten zijn lievelingsgedachten. Hij noemt ze dan ook idolen. Wel een aardige variant op idee, wanneer je aan idee denkt dan denk je aan een objectief begrip, ruimer nog dan dat, maar een idool ja daar zit het lievelingsgebeuren wel heel sterk in. Het zijn gedachten die je graag denkt. En daarom is het menselijke denken niet geschikt voor de wetenschap en moeten dus eigenlijk je moet dus eigenlijk als menselijke denker leren eenvoudigweg je kop te houden, stil, niks, niks denken. Alleen maar waarnemen en je wordt dan een zogenaamde empirist, iemand die het hele weten doet rusten op datgene wat objectief wordt waargenomen, al het overige moet worden uitgesloten. En zo kom je tot een vorm van wetenschap bedrijven die in onze tijd ver ontwikkeld is, de evidence based science. Dat is een direct kind van Francis Bacon. En het is dan ook het principe dat je gegevens verzamelt vanuit de waarneming en dat je vanuit die details komt tot de begrippen. Aristoteles was ook een empirist, die wilde ook uitgaan van de waarneming, maar die had de beschikking over algemene grondbegrippen van waaruit hij de mogelijkheid had, zo meende hij, om die waarnemingsdetails te begrijpen. Dat is het principe van de deductie en er is in het verleden een schrijver geweest die zijn hoofdpersoon heeft laten wezen tot een echte deductionist, iemand die met deductie tot zijn uitkomsten komt. De schrijver is Sir Arthur Conan Doyle en zijn hoofdpersoon is de bekende Sherlock Holmes. Dus als u de deductie wilt leren kennen dan zou je daar eens wat van kunnen lezen of naar kijken. Niet dus Francis Bacon, die wil helemaal van de andere kant komen, en alleen vanuit de gegevens werken. Dat probleem van het kenproces bij de mens, dat vinden we dan weer op een andere manier terug bij een latere filosoof, 18e /19e eeuw, dat is Immanuel Kant, die uiteindelijk na grondig onderzoek tot de conclusie komt dat de mens zijn voorstellingen heeft, maar dat het de grote vraag is wat die voorstellingen nou in feite met de realiteit te maken hebben. En hij komt tot de conclusie dat de mens met zijn kenvermogen niet tot het ding op zich, tot de werkelijkheid van het ding kan doordringen. Zo hebben we dus in ons verleden twee punten waar het kenvermogen van de mens ter discussie wordt gesteld. En je niet zeggen dat die twee mannen dan vervolgens schuld zijn dat we nu in een agnostische fase van de wetenschap zijn gekomen, want dat wat zulke denkers naar voren brengen dat zit als het ware in de lucht. Ze geven weer wat aan de hand is, maar het neemt niet weg dat dat belangrijke pijlers zijn voor het agnostische karakter van de wetenschap en dat is nou juist steeds meer een ideaal geworden. Niet de menselijke subjectiviteit, de individualiteit, het engagement, de intuïtie, het denkvermogen van de mens mag worden ingezet, maar het gaat om data data data, testen testen testen. Alles van buitenaf, niets van binnenuit. Wanneer je dan leest dat dat uiteindelijk bij zo'n vaccinatie paspoort zelfs het ideaal is omdat dan degene die de informatie ontvangt, een douanebeambte, een grensbeambte, dan niet de eigen subjectiviteit hoeft in te zetten om te oordelen maar gewoon volledig agnostisch geïnformeerd wordt over de status van de persoon. En wanneer je dat beschouwt, dan kun je zeggen dat in de maatschappij die wij tegemoet gaan, de mens met zijn vermogens eigenlijk wordt uitgeschakeld en dat is het ideaal ook, data data data, hoe meer hoe liever. Het rekenmodel filtert alle fout-positieve en negatieve er uiteindelijk wel uit en er blijft over de uitkomst die volledig agnostisch is.
Nu is dat toch nog lang niet iets wat ook overal zo werkt, want wanneer je met artsen gaat praten dan spreken die over een algemeen aanvaard diagnostisch principe, dat berust helemaal niet op data data data en dat wordt genoemd het ‘niet pluis gevoel’, dat wordt werkelijk erkend als iets wat zinvol is. Vager kun je het toch eigenlijk nauwelijks hebben, een niet pluis gevoel. Dat betekent dat de arts op grond van ervaring, op grond van intuïtie, los van alle gegevens op een bepaald moment de indruk kan hebben: hier is iets niet pluis, deze patiënt verkeert in gevaar en dan kunnen alle data goed zijn en dan komt de patiënt in het ziekenhuis en blijkt er een verborgen hartinfarct te zijn. Dat niet pluis gevoel is een intuïtief proces wat berust op de ervaring en de betrokkenheid ook van de arts. En zo is een arts nog altijd toegestaan, zou ik zeggen, gnostisch bezig, niet agnostisch. Maar het ideaal van de wetenschap ligt in het agnostische: Volg uw protocollen, doe dat zo nauwgezet mogelijk en u komt tot een conclusie en uiteindelijk kunt u dat eigenlijk ook nog wel uit handen geven aan een apparaat, aan een computer, die doet dat waarschijnlijk veel beter dan u want u kunt het niet allemaal overzien en de computer kan het ook niet. Mar die kan het wel berekenen, die kan de kans berekenen dat het niet pluis is of wel pluis is. Op die weg bevinden we ons en daar worden we werkelijk dagelijks mee geconfronteerd. Wanneer we lezen over de stappen die de leiders van de regeringen zetten op grond van adviezen van alle mogelijke adviesorganen, deze raad, die commissie, dat team, al deze instanties die streven naar een agnostisch principe, maar kunnen dat natuurlijk nog lang niet, daar zit nog altijd een heel stuk subjectiviteit ertussen en dat moeten we ook echt niet willen, dat dat verdwijnt, want dat is nou precies wat de mens is en door die hele subjectiviteit heen weeft zich de waarachtige intuïtie en dat nu maakt de mens juist tot iets heel bijzonders.
Er is een gedicht van Goethe, waarin hij op een dichterlijke manier dit in een paar penneschetsen heeft weergegeven en hij zegt dan - ik zal het niet voorlezen maar ik geef de betekenis ervan - hij zegt dan dat de mens edel is, hulpvaardig en goed en dat dat de mens onderscheidt van alle andere wezens die we kennen En wanneer we ons verdiepen in mogelijk aanwezige hogere wezens dan de mens dan moeten we ons proberen die voor te stellen en dan stellen we ons die zo voor dat ze nog edeler, nog hulpvaardiger, nog beter zijn dan de mens kan bereiken. De natuur gaat geheel en al agnostisch te werk, De natuur is in dat opzicht en fenomeen wat voor alle mensen gelijk is. De zon bestraalt zowel de schedel van de misdadiger als van de heilige, maar dat mens verheft zich boven die natuur omdat de mens het vermogen heeft tot zelf onderscheiden. De mens kan onderscheiden tussen goed en kwaad, kan onderscheiden in alle mogelijke andere verschijnselen die zich voordoen, zoals bijvoorbeeld ‘niet pluis gevoel’. Goethe roept dan eigenlijk de mens ertoe op om zich voor te stellen hoe die hogere wezens nog edeler, nog hulpvaardiger, nog beter zijn dan de mens en hoe de mens zijn leven eigenlijk zou moeten besteden eraan om in de buurt te komen van die voorgestelde hogere wezens. Dus niet edel, hulpvaardig en goed te blijven zoals die is, maar te streven naar hogere morele waarden in het bestaan. Dan kan ook de wetenschap op een hoger niveau komen en kan zelfs op een moreel niveau gebracht worden. Maar daarvoor moeten we niet dat wezen willen uitschakelen wat juist deze aanleg, deze onderscheidende aanleg in zich als mogelijkheid, als vaardigheid draagt. We moeten niet de mens willen uitschakelen, maar we moeten het exacte, het nauwkeurige, het liefdevolle, het intelligente, het geengageerde, het individuele, het edele mensenwezen in onszelf zoeken en in cultuur brengen. Dat is wat een leiding van een land alleen maar zou moeten willen stimuleren, niet een agnosticisme waarbij alle willekeurig weliswaar wordt uitgeschakeld maar ook al het edele, al het hulpvaardige, al het goede.