'Hoe ook de meningen kunnen verschillen in de details, tenslotte komt het atomisme erop neer dat het alle zintuiglijke kwaliteiten als: geluid, warmte, licht, geur, enz., ja, wanneer je de mechanische theorie van de warmte, de Mariotte wet afleidt, zelfs de druk, als slechts schijn, als alleen maar een functie van de wereld van atomen te beschouwen. Het atoom alleen is de ultieme realiteitsfactor. Hieraan moet men nu alle zintuiglijke kwaliteit definitief ontkennen,
want anders zou een ding uit zichzelf kunnen worden verklaard. Men heeft weliswaar, toen men begon om een atomistisch wereldsysteem op te bouwen, het atoom allerlei zintuiglijke kwaliteiten, zij het in heel spaarzame abstractie, toegedicht. Nu eens beschouwde men het als uitgebreid en ondoordringbaar, dan weer als alleen een krachtcentrum enzovoort. Maar dat was de grootste inconsequentie en dit toonde aan dat men het bovenstaande, waaruit duidelijk blijkt dat helemaal geen zintuiglijke eigenschappen aan de atomen kunnen worden verbonden, niet heeft bedacht. De atomen moeten een bestaan hebben dat ontoegankelijk is voor zintuiglijke ervaring. Aan de andere kant moeten ze zelf, evenals de processen die in de atoomwereld voorkomen, in het bijzonder bewegingen, niet alleen begripsmatig zijn. Het begrip is immers slechts iets algemeens, dat zonder ruimtelijk bestaan is. Het atoom moet echter, zij het niet zelf ruimtelijk, in de ruimte aanwezig zijn, het moet toch het bijzondere zijn. Het moet met het begrip nog niet uitgeput zijn, maar een vorm van bestaan hebben in de ruimte. Zo heeft het begrip van het atoom een eigenschap die het vernietigt. Het moet naar analogie van de objecten van uiterlijke waarneming bestaan, maar het kan niet worden waargenomen.
In zijn begrip is de waarneembaarheid zowel bevestigd als ontkend.Bovendien kondigt het atoom zich direct aan als alleen maar een product van speculatie aan. Wanneer men van de eerder genoemde, volkomen ten onrechte verleende zintuiglijke kwaliteiten afziet, dan blijft niets meer over dan alleen maar "iets", wat natuurlijk onveranderlijk is, omdat er niets in is, dus ook niets kan worden vernietigd. De gedachte van een alleen maar zijn dat in de ruimte wordt verplaatst, slechts een gedachtenpunt, in feite slechts het willekeurig verveelvoudigde Kantse 'Ding an sich' treedt ons tegemoet.
Men zou daar wel tegenin kunnen brengen dat het toch helemaal onverschillig is wat onder atoom wordt verstaan, men moet de natuurhistoricus rustig daarmee aan het werk laten gaan - want voor veel opgaven van de mathematische fysica zijn immers de atomistische voorstellingen een voordeel - de filosoof weet tenslotte toch dat men niet met een ruimtelijke realiteit te maken heeft, maar met een abstractie zoals bij andere mathematische voorstellingen. Om in dit verband zich tegen de aanname van het atoom te keren zou dan verkeerd zijn. Maar dat is niet het punt. Het gaat de filosoof om dat atomisme, waarvoor atoom en causaliteit de enig mogelijke drijfveren ter wereld zijn, dat ofwel al het niet mechanische ontkent of toch als boven ons kenvermogen uitgaand voor onverklaarbaar houdt. Het is iets anders of men het atoom als slechts een gedachtenpunt aanziet of dat men daarin het grondprincipe van al het bestaan wil zien. Het eerste standpunt gaat nooit verder dan de mechanische natuur, het tweede beschouwt alles als een mechanische functie.'
Ruimte
Voortzetting van het artikel over het atomisme van Rudolf Steiner door Mieke Mosmuller