Nu we terugkeren naar ons lichaam, na de zomertijd, voegen we ons bij de natuur van het eigen lichaam. We kunnen de nabijheid van moeder natuur voelen, want we zijn een deel van haar voor zover als we geïncarneerd zijn. De wil draagt haar wordt hier gezegd. We moeten ons dus niet voorstellen dat de natuur de wilskracht draagt, maar dat het wilswezen de natuur draagt - wat een groot verschil betekent. En deze wil, die in het geheel niet materieel is zal de drijfveren van de geest stalen. Door deze machtige energie in de spirituele activiteit te brengen komt de zelfverzekerdheid op, en we zullen in staat zijn om onszelf werkelijke door onszelf in onszelf te dragen.
Het is een machtige kracht die hier beschreven wordt, dat kun je voelen, gewaar worden, wanneer je deze spreuk juist begrijpt. Deze macht, deze kracht is michaelisch en zal niet alleen licht in de duisternis van de winter binnendragen, maar zal ons tevens de moed geven die we nodig hebben om de volle verantwoordelijkheid te dragen voor alle gedachten, gevoelens en daden die we doen.
Natuur, uw moederlijke zijn,Ik draag het in mijn wilswezenEn de vuurmacht van mijn wilStaalt de drijfveren van mijn geest,Opdat zij zelfgevoel barenOm mij in mijzelf te dragen. Natur, dein mütterliches Sein,Ich trage es in meinem Willenswesen;Und meines Willens Feuermacht,Sie stählet meines Geistes Triebe,Dass sie gebären Selbstgefühl,Zu tragen mich in mir.Deze weekspreuken zijn door Rudolf Steiner gegeven in 1912 / 1913: Anthroposophischer Seelenkalender.
Weekspreuk 26, Michael, 29 september - 5 oktober door