Weekspreuk 33, 17 - 23 November |
 | Weekspreuk 20, 18-24 Augustus |
Zo voel ik pas de wereld, Die los van het meebeleven door mijn ziel, In zich slechts vorstig leeg leven En die zonder macht zich openbarend, zich in zielen opnieuw scheppend, In zich slechts de dood zou kunnen vinden. |
 | Zo voel ik pas mijn zijn, Dat ver van het wereld-zijn In zich zichzelf zou moeten uitdoven En bouwend slechts op de eigen grond in zich, Zichzelf zou moeten doden. |
 | ||
So fühle ich erst die Welt, Die außer meiner Seele Miterleben An sich nur frostig leeres Leben Und ohne Macht sich offenbarend, In Seelen sich von neuem schaffend, In sich den Tod nur finden könnte. |
 | So fühl ich erst mein Sein, Das fern vom Welten-Dasein In sich, sich selbst erlöschen Und bauend nur auf eignem Grunde In sich, sich selbst ertöten müsste. |
In augustus voelden we hoe ons eigen wezen, wanneer het beperkt zou blijven tot een eenzaam bestaan, de dood in zichzelf zou kunnen vinden. De ziel heeft het bestaan van de wereld nodig om zelf te kunnen bestaan. Nu, in november, voelen we het omgekeerde. We voelen hoe de wereld niet zou kunnen bestaan, hoe deze zou moeten sterven, als de menselijke ziel niet met de wereld zou meeleven. De wereld moet zichzelf in de menselijke ziel opnioeuw kunnen scheppen; zondere deze macht zich te openbaren in de zielen zou zij in zichzelf de dood vinden.