Hoewel het lawaai in de buitenwereld steeds sterker wordt, kunnen we ook een op handen zijnde stilte 'horen'.
Te dragen geestlicht in de wereldwinternachtDaarnaar streeft zalig de drijfveer van mijn hart,Dat lichtend zielenkiemenIn wereldgronden wortelen,En goddelijke Woord in het zintuigdonkerVerlichtend al het Zijn doorklinkt.(Rudolf Steiner, Weekspreuken)De inspiratie van de ziel, de band tussen ziel en lichaam word in de midwintertijd volmaakt. Deze inademing, die in de zomer reeds begon, wordt compleet en aarde en mens houden de adem in tot in het nieuwe jaar, na Epifanie of Driekoningen, de uitademing weer begint. In de oude Germaanse kalender telde men twaalf maan-maanden van elk 29,5 dag. In totaal telt men dan 354 dagen. Het onderscheid met het zonnejaar bedraagt 11 dagen en 12 nachten. De mensen voelden dat in deze overgebleven dagen de goddelijke orde zich terugtrok, het waren als het ware lege dagen en nachten, begonnen om middernacht 24/25 december en eindigend om middernacht 5/6 januari. Gedurende deze periode gluurde de duisternis en zon op een moment om de demonen de macht te laten overnemen. Het volk kende allerlei maatregelen om zich te beschermen: veel lawaai maken, kaarsen branden, vuurwerk, wierook en nog veel meer.
Maar toen kwam de tijd dat er een kind geboren werd, in deze midwintertijd - midwinter voor het betreffende halfrond. Het werd geboren om ons voor altijd en altijd te beschermen, in alle tijd van eenzaamheid van de aarde en de mens, zo lang als zij beiden zullen samen leven. Sindsdien zijn de nachten dertien in aantal geworden, vanaf de avondschemering op 24 december tot aan de volle dag van 6 januari. Zij zijn heilig geworden, want Christus en de aarde zijn in deze dagen en nachten het dichtst bijeen.
Raphael, Sixtijse Madonna
Deze weekspreuken zijn door Rudolf Steiner gegeven in 1912 / 1913: Anthroposophischer Seelenkalender.
Weekspreuk 37, 15 - 21 december door Mieke Mosmuller