In deze week in de zomer komt een keerpunt in ons innerlijke beleven. Tot nu toe moesten we de ziel geheel overgeven aan de waarneming met de zintuigen, waardoor we de drijfveer van ons eigen wezen verloren. Het denken werd droomachtig, het verloor zijn helderheid en werkte verdovend. Daardoor vergat ik mijzelf en leek ik mijn zelf te verliezen. Het keerpunt is nu dat we voelen hoe ons iets nadert dat ons wekt. We leven in de zintuiglijke schijn, maar daarin nadert ons het Werelddenken dat ons zal wekken.
Aan zintuigopenbaring overgegeven Verloor ik de drijveer van mijn eigen wezen, Gedachtendroom leek Verdovend mij van het zelf te beroven, Maar wekkend nadert mij reeds In de zintuigschijn het Werelddenken.
An Sinnesoffenbarung hingegeben Verlor ich Eigenwesens Trieb, Gedankentraum, er schien Betäubend mir das Selbst zu rauben, Doch weckend nahet schon Im Sinnenschein mir Weltendenken.
Deze weekspreuken zijn door Rudolf Steiner gegeven in 1912 / 1913: Anthroposophischer Seelenkalender.