In de oude religieuze overlevering van vele volkeren vinden we hoe deze de mens zagen en nog zien als een goddelijk-geestelijk wezen dat in alle volmaaktheid al aan de aanvang van de Schepping bestond, als
'idee van God'. Die universele Mens moet dan door de ontwikkeling heen worden tot wat hij oorspronkelijk gedacht was te zijn: een vrije, wijze vakkundige liefdevolle
'homo universalis', die tot een objectieve zelfkennis is gekomen. Om tot die verwerkelijking te komen moeten de boze machten, die zich tegenover dit ideaal hebben opgesteld en de mens willen verhinderen om dit te bereiken, worden overwonnen. In Krishna zagen we de machtige
'Godmens'. Later in de geschiedenis treedt een grote leraar en profeet op temidden van het Perziche volk,
Zarathustra. In zijn leer vinden we zowel een dualisme als ook een monisme, waarin alle dualiteit is opgeheven. De exacte gegevens van zijn leven zijn niet bekend, er zijn bronnen die dit plaatsen in rond 1000 voor Chr., maar ook rond de zevende eeuw voor Chr.
In de esoterische traditie wordt de werkelijke, oorspronkelijke incarnatie van Zarathustra veel eerder gezien, namelijk vijf- tot zesduizend jaar voor Chr. De latere bekende incarnatie van Zarathustra moet dan worden gezien als een zwakkere herhaling van de oorspronkelijke grootsheid. In de originele leer bracht Zarathustra aan de mensheid het inzicht dat de natuur de neiging in zich draagt om alles geleidelijk aan op een lager plan te brengen. Een langzame decadentie komt tot stand vanuit de krachten van de natuur. Daar is een wezen mee verbonden, dat genoemd wordt 'Ahriman'. Maar de mens draagt in zich een kracht om juist in zichzelf steeds hogere trappen te bereiken, en terwijl hij dit doet, brengt hij ook de natuur op een hoger plan. Zo kan hij het wilde dier bijvoorbeeld van zijn wildheid bevrijden. Dit vermogen komt ook van een wezen, dat door Zarathustra 'Grote Aura' genoemd wordt, Ahura Mazdao. De mens is geplaatst in dit dualisme.
Maar voor de ingewijden was er tevens de leer van het monisme. Hierin verenigden zich alle tegenstellingen in harmonie, die er ook voor het dualisme al was. Deze harmonisering werd uitgebeeld in het verschijnsel
'tijd', in 'zaruana akarana' (Zervan Akarano, de ongeschapen tijd). Tijd lijkt een doorgaande lijn te zijn, maar dat is niet wat tijd werkelijk is. In de wiskunde kennen we het wezen van de lijn als een cirkel met een oneindige straal. De uiteinden van de lijn vinden elkaar in deze cirkel. Voor het verstand is dit ondenkbaar. Zodra een lijn een lichte kromming heeft, kan het verstand zich voorstellen dat het een deeltje van een enorme cirkel is. Maar de oneindige straal van een cirkel is alleen voor het ondenkbare te vatten.
Uit de tijd van de bekende incarnatie van Zarathustra rond 600 voor Chr. stammen teksten die wonderschoon zijn. Het zijn onder andere de Gatha's van Zarathustra. Wanneer we trachten mee te denken en te voelen met deze teksten, dan kunnen we de discipline voelen die nodig is om het vermogen tot onderscheiden te behouden in een gebed dat zoveel onderscheidingen bevat. Ik citeer de eerste vijf verzen uit Yasna 28.
Yasna 28
- In diepe deemoed strek ik mijn handen uit naar U, O Mazda, Gij zijt een diamant met vele facetten. Allereerst is er uw Heilige Geest, die inspireert onze gedachten, woorden en daden. Daar is voorts Hij die de drager is van de kosmische Orde, die evenwicht en gelijkmatigheid brengt in de onrustige stroom van onze gedachten, die deze stroom doet uitmonden in het kristallen meer van de hemelse welgezindheid. Breng ons daar, o Heer, mijzelf en de mij toevertrouwde aarde.
- Leer mij om u te dienen Heer, en laaf mij met uw hemelse welgezindheid, opdat ik met behulp van hem, die de kosmische orde draagt, deel krijge aan beide rijken, de zichtbare wereld en de onzichtbare. En geef, Heer, dat het bewonen van beide rijken de gelovige tot zaligheid strekke.
- Laat mij uw lof bezingen: Gij drager van de kosmische Orde, gij hemelse welgezindheid, gij zelf, O Heer en gij allen, op wie de goddelijke genegenheid afstraalt. Met uw aller hulp zal het rijk van de eeuwige gerechtigheid zich baan breken op aarde. Gij gezegende machten, weersta mijn smeekbeden om bijstand niet.
- Moge de eenheid tussen de hemelse welgezindheid en mij die geroepen is om als leraar de mensheid te dienen nimmer teloor gaan. Moge de liefdevolle nabijheid van de Heer tot een volkomen harmonie leiden, een harmonie tussen de intenties van de Heer en mijn daden. En moge ik tot het einde mijner jaren een levende getuige zijn van die harmonie.
- Gij drager van de kosmische Orde, scherp mijn zinnen opdat ik u aanschouwe, opdat ik aanvoele de hemelse genegenheid en opdat ik hore de stem van de Heer, die mij roept op de weg naar het heil.
We beleven hier de drie-heid van de Heilige Geest, de Kosmische Orde, en de Hemelse Welgezindheid, die in elk van de
'zegenwerkende onsterfelijken', de helpers van Ahura Mazdao, werkzaam zijn en kunnen worden aangeroepen door gebed. Dit zijn de
'Amshaspands', zes genie-geesten die door Zarathustra worden genoemd. Er zijn er nog zes, maar die zijn verborgen. Het zijn de twaalf levende
'begripscategorieën'.
De gehele tekst is te vinden in 'De Gatha's van Zarathoestra', Ankh Hermes 1978.
Ashu Zarathustra tijdens het debat bij Koning Vishtaspa (Shah Goshtasp).Zarathustra door Mieke Mosmuller