In veel spirituele, esoterische bewegingen is één ding zeker: we moeten het denken afschaffen omdat het de oorzaak van alle scheiding is, van dualisme, van het in de materie gebannen zijn. Door het denken – zo wordt gezegd – is de mens in gedachten verzonken, raakt opgesloten in het eigen innerlijke en verslaapt het leven in het nu. Het gedachtenleven gaat door en door en het wordt gevormd vanuit de eigenaardigheden van die ene persoon, het heeft geen meer algemene betekenis en het leidt alleen maar tot strijd. Als we ons van het denken kunnen bevrijden dan zullen we in staat zijn om het leven in het nu te leiden, in de werkelijkheid en niet slapend of dromend.
Maar er bestaat een andere kant van het denken, en dit is in feite de enige echte kant van het denken. Het is het denken als begrijpen, als een echt doorgronden. Wanneer we alle natuurrijken bekijken dan is er maar één wezen dat de aanleg tot begrijpen heeft: dat is de mens. Dus wat zouden we afschaffen als we het denken zouden afschaffen? We zouden onze menselijkheid vergeten en we zouden kunnen hopen om een meer vredige, maar dierlijke natuur in ons, zoals een lam… Maar we zouden geen lammeren worden, we zouden tijgers, panters, leguanen of erger worden. Wezens met instinct, maar zonder begrip voor wat niet instinctief is.
Dus als we weer terugkeren tot de evolutie waar we de homo sapiens vinden, dan is het juist dit ‘sapiens’ dat het verschil uitmaakt. Ook is het duidelijk dat de mensen die de overwinning over het denken prediken, nog steeds zelf moeten denken omdat ze niet anders dan met behulp van gedachten kunnen communiceren. Als we zeggen dat we eenheid in plaats van veelheid, van verschil, moeten bereiken, dan maken we toch weer gebruik van de begrippen eenheid en veelheid. Denken loopt door al onze vaardigheden heen.
Toch is het beslist waar dat het denken een sluier over de geestelijke wereld legt. Het is juist het denken in begrippen dat deze sluier ondoordringbaar maakt. Dus moeten we inderdaad wel iets doen aan dit denken in begrippen, aan het abstracte denken. Maar we zullen het moeten doen zonder de Rede te verliezen. Denken is werkelijk een beweging van antipathie. We zetten iets buiten ons om het te kunnen begrijpen, we duwen het weg, van ons af – daarvoor is een vorm van antipathie noodzakelijk.
Wanneer we ’s morgens wakker worden, uit de slaap komend, misschien een droom passerend, dan worden we ons bewust dat er een wereld om ons heen is en we worden ons bewust dat we er zelf zijn. We worden niet alleen door de zintuigwaarneming wakker; onze zintuigwaarnemingen zijn altijd met gedachten doordrongen. Als dat niet zo was, dan zouden we wel zien, horen, voelen enzovoort, maar we zouden niet weten wat we zien, horen, voelen… Het wetende bewustzijn is onzere wakkere toestand. Toch zijn we niet helemaal wakker, want het associatieve denken vermengt zich onmiddellijk met het zuivere denken in de zintuigen. Dit zijn de oordelen, herinneringen, sympathieën en antipathieën, gedachten over wat we hebben gedaan, wat we zullen gaan doen – enzovoort. We zouden heel veel winnen wanneer we deze gedachten tot zwijgen konden brengen en alleen zuivere gedachten konden denken die op de waarneming met de zintuigen berusten. We zouden nog steeds een sluier over de geestelijke wereld hebben, maar we zouden zuiver menselijk zijn, met een begripsdenken in alle zuiverheid in de zintuigwaarneming. We zouden de waarde van het denken erkennen, de schoonheid van het denken, de schoonheid van de wereld en van het zelf.
Gardevias of de waarde van het denken
De waarde van het denken door Mieke Mosmuller