Onderstaande tekst is een letterlijke transcriptie van de gesproken video-tekst.
Ja, nu ik had me voorgenomen om nog wat dieper in te gaan op de menselijke intelligentie en terwijl ik me daarop aan het bezinnen was, herinnerde ik me dat er een grote denker geweest is in de 13e eeuw, in de tijd van Thomas van Aquino, die een verlichting heeft gehad en dat is heel interessant. Niet alleen de inhoud van die verlichting, maar ook wat hij meende daarmee te kunnen brengen. Dat was Ramon Llull, geboren op Mallorca. Hij heeft als eerste in het Spaans geschreven, niet meer in het Latijn. Dat is natuurlijk voor de Spanjaarden heel bijzonder en de universiteit van Barcelona is dan ook naar hem genoemd.
Ramon Llull, 13e eeuw, tijdgenoot van Thomas van Aquino. Ze hebben elkaar niet ontmoet en er wordt wel gezegd dat dankzij het feit dat ze elkaar niet hebben ontmoet, dat deze Ramon Llull een zo zelfstandige weg is gegaan. En het is werkelijk heel interessant te beleven wat hij gevonden heeft of wat hem geschonken is in een verlichting. In die verlichting heeft hij een heel gecompliceerd beeld gehad met betrekking tot de mogelijkheid van het menselijke kennen en hij heeft daaruit de absolute overtuiging gehaald dat het mogelijk is om met slechts 10 begrippen eigenlijk alle menselijke vragen te beantwoorden. Dat is een ongelofelijke stelling en hij heeft dat uitgewerkt in een – ik heb niet gelezen – lijvig boek de Ars Magna, de Grote Kunst. Er bleek dat eigenlijk niemand dat boek lezen en begrijpen kon, dus heeft hij dat uiteindelijk samengevat in een Ars Brevis – dat heb ik wel gelezen – en je ziet dan dat hij vanuit zijn religieuze overtuiging deze 10 begrippen groepeert met als centrum, als eerste begrip God en daaromheen negen morele begrippen. Hij heeft die in een cirkel in gebracht en in concentrische cirkels nog andere begrippen toegevoegd, je zou kunnen zeggen dat je een soort roulette bord krijgt van ten opzichte van elkaar bewegende cirkels die, op een bepaalde manier met elkaar gecombineerd, antwoorden geven op je vragen.
Nou, helemaal doorschouwen kan ik het niet, maar ik heb het eerste deel van zijn verlichting heel dankbaar gebruikt, namelijk die negen begrippen rondom het 10e, om het denken in morele begrippen in beweging te brengen. Dat is uiteindelijk dit boekje geworden, De kunst van het denken. En daarin wordt dus eigenlijk onder andere met deze begrippen – ja niet als een roulette gewerkt – maar in het denken in beweging gebracht.
Waarom zeg ik dit? Ik vind dat bij Ramon Llull gevonden kan worden het verlangen van de mens om een mogelijkheid te vinden om alles te kunnen begrijpen. En hij had de overtuiging dat het mogelijk was en hij brengt dus een methode waarmee dat ook mogelijk zou zijn. Dat vind ik werkelijk buitengewoon spannend. Je vraag je dan ook af hoe dat verder in de tijd daarna is opgenomen. Daar kom ik dadelijk nog op terug.
Maar waar het mij om gaat, dat ik dit nu hier zeg, is dat je zou kunnen zeggen dat deze man een soort soort eerste computer heeft gecreëerd – alleen dan van een heel andere aard en van een hoogstaand moreel niveau, omdat hij een soort instrument heeft gecreëerd waarmee je door verschillende schrijven ten opzichte van elkaar te verschuiven zou kunnen komen tot niet alleen absolute waarheid, maar ook alomvattende waarheid. Echt het weten van alles, meer heb je niet nodig, zegt hij. Negen begrippen rond om de 10e en dat is alles wat je nodig hebt om tot de alomvattende zekere waarheid te komen. Nou dat is natuurlijk naderhand – ik weet niet hoe ik het zeggen moet – belachelijk gemaakt of bespot of ontkend. Dat kun je je ook wel voorstellen. Maar bij bepaalde denkers die later zijn opgetreden heeft dit toch veel bewondering opgeroepen en een van die latere denkers die tegelijkertijd wiskundige was, grotendeels autodidact, door het zichzelf te leren, dat was Leibniz en die was werkelijk echt helemaal enthousiast over deze methode van Ramon Llull.
Maar ik denk ook over het principe dat erachter staat en de overtuiging dat je als menselijke denker werkelijk tot een alomvattende waarheid kunt komen op een vrij eenvoudige manier. Nu is Leibniz degene die het binaire getallenstelsel heeft ontdekt, bedacht, dat wil zeggen dat hij in een systeem wil werken waarbij je niet de negen of de 10 getallen gebruikt die wij kennen 012 345 67 89 en dan is 10 weer één en nul, dat niet, hij wil maar twee symbolen gebruiken en dat is de één en de nul. Ik herinner me niet dat ik op school daarmee bekend ben gemaakt. Het kan zijn dat ik het vergeten ben omdat ik het niet leuk vond, dat zou kunnen, maar ik herinner me het niet. Ik heb het later, toen onze kinderen op de middelbare school zaten en dit soort opgaven kregen om een binaire getallenreeks om te zetten in een gewoon getal of andersom – nou dat is natuurlijk nogal wat puzzelwerk – en toen heb ik het leren kennen. We weten natuurlijk inmiddels allemaal dat juist dit binaire getallensysteem de mogelijkheid geeft om een apparaat te construeren, een machine, die niet die ingewikkelde 10 getallen hoeft te gebruiken maar die slechts met één en nul werkt, met ja en nee. Dat kun je als getal gebruiken, je kunt ermee rekenen, maar je kunt je voorstellen dat je ook bepaalde vragen op die manier kunt leren laten leren beantwoorden, doordat je een vraag stelt en dan verwacht dat het antwoord één of nul is en dat je dan op grond daarvan weer verder kunt gaan. Dat vind ik wat betreft de geschiedenis van het menselijke denken dat leidt naar een kunstmatige intelligentie heel belangrijk, dat we die punten in de denkgeschiedenis van de mensheid leren kennen, waar al een zeker begin ligt van dit denken dat uiteindelijk de computer doet.
Zo heb ik ook gelezen dat een zekere David Hilbert, een Duitse geleerde, natuurkundige denk ik, maar hij kan ook wiskundige zijn geweest, op een congres rond 1900 de wens heeft uitgesproken dat het mogelijk zou worden om een formule te vinden waarmee alle wiskundige raadsels zouden kunnen worden opgelost. Dat is een soortgelijke wens, een soortgelijk verlangen, dat zit in de menselijke aard erin, dat je van de hele gecompliceerdheid van de laat ik maar zeggen schepping verwacht dat er een grondwet een grondformule bestaat, waarin alles vervat is. Wanneer je religieus denkt dan zeg je ja natuurlijk: Maar dat God! Die is de alomvattende formule en vandaaruit is alles geworden wat geworden is. Maar wanneer je dat niet zo denkt, niet wil voelen, dan kun je je voorstellen dat een rest van dat weten dat er een alomvattende “formule” bestaat, dat een rest van dat weten dan nog leeft in het verlangen naar het ontdekken van die formule. En zo zie je ook in die David Hilbert een voorloper van de kunstmatige intelligentie.
Het is natuurlijk bekend dat de kunstmatige intelligentie werkt met, ik noem het formules, ze heten algoritmen. Wanneer je je verdiept in de oer-computerkunde – wat ik dus geprobeerd heb, omdat ik van mening ben dat je alleen maar kunt beleven waar je mee te maken hebt als je teruggaat naar het begin – wanneer je je dus in die oer-computerkunde verdiept, dan vind je beschreven het algoritme van Euclides, de bekende Griekse wiskundigen die ons heeft gebracht de euclidische meetkunde. Hij heeft gevonden dat wanneer je van twee getallen – die kunnen klein of groot zijn – als je van die twee getallen het grootste getal wil vinden waardoor op beide getallen gedeeld kan worden, als je de grootste gemene deler wil vinden dan moet je een bepaalde procedure volgen. Die procedure heeft hij beschreven. Dat kun je doen, je kunt weten dat wanneer je dat wil vinden dat je dan het grootste getal moet delen door het kleinste. Als dat uitkomt, als daar een rest nul is, dan heb je meteen de grootste gemene deler, dat is dan namelijk het kleinste getal. Maar meestal komt dat natuurlijk niet uit en dan blijft er een rest over en omdat je ervan uitgaat dat er een grootste gemene deler bestaat weet je dat die rest, dat je dus het kleinste getal door die rest zou kunnen delen. Als dat uitkomt dan zou je daarmee dus in een tweede stap de grootste gemene deel gevonden hebben. Nou meestal is dat ook niet zo en dan deel je dat en dan krijg je een uitkomst, maar je krijgt weer een rest en zo ga je door. Dus je deelt weer het kleinste getal door de rest enzovoort totdat uiteindelijk de deling slaagt en de rest nul is. Dan is het voorgaande getal waarmee je deelde, de voorgaande rest is dan de grootste gemene deler. Nou dat kun je doordenken, dat deden we op school niet, we kregen dat – er bestaat ook een formule voor – we kregen dat voorgeschoteld en ja, dat neem je dan eenvoudig weg aan. Wat je dan helemaal niet beseft – en daarvoor zou de wetenschapsfilosofie moeten zorgen – wat je niet beseft is dat je dan dus eigenlijk een gelovige bent, dat je dus iets wat je zou kunnen doorzien dat je dat gewoon laat gebeuren en zegt van: Oké als ik maar weet hoe het moet dan ben ik tevreden en ik hoef niet precies te weten, waarom is nou die rest zo belangrijk? Als je dat gaat bedenken neem je die rest en deel je dat kleine getal door die rest, wanneer je dat gaat bedenken, dan kun je het nog wel een tijd lang wat moeilijk hebben, om dat te vatten en uiteindelijk kom je daar misschien achter maar misschien ook niet. Dan is dat heel onmachtig hoe je dan voelt. Maar eigenlijk weet je natuurlijk: als het zo is dat dit de weg is naar het vinden van de grootste gemene deler, dan zou ik die moeten kunnen begrijpen. Kijk en dat is de menselijke intelligentie dat je dat op bepaalde – en dat is in de wiskunde het allerduidelijkst – dat er bepaalde gebieden in het denken zijn waar je als mens echt kunt snappen, echt kunt begrijpen waarom een bepaalde procedure gebruikt wordt. Je kunt hem gebruiken zonder te snappen, maar je zou eigenlijk een gevoel moeten hebben, ja ik neem nou toch maar gewoon wat aan omdat het werkt, maar ik zou het kunnen doorzien. En dat is de menselijke intelligentie.
Hoe gecompliceerder het proces, hoe moeilijker het wordt om dat nog te doorzien en daar ligt de valkuil, daar is ook niet aan te ontsnappen, je kunt er niet aan ontkomen, aan die valkuil dat je op een gegeven moment met procedures te maken krijgt die zoveel stappen hebben dat je niet kan verwachten dat je als mens elke stap kunt doorgronden. Je weet dat die gezet kunnen worden, dat die gezet moeten worden om een bepaald resultaat te bereiken, je doet het dan maar, maar dat dus eigenlijk tegen de menselijke intelligentie. En ik durf het volgende te stellen: dat wij als intelligente mensen op weg zijn dat doorzien van bepaalde samenhangen met behulp van de menselijke intelligentie dat wij dat vermogen aan het verliezen zijn, of in elk geval dreigen te verliezen, omdat de computer alles voor ons doet en wij geen flauw idee hebben wat hij doet. Al die duizenden miljoenen stappen die in een algoritme verborgen liggen dat is natuurlijk ook onmogelijk om dat nog te vatten, om daar stap voor stap te doorzien wat er gebeurt. Het algoritme van Euclides is te vatten. Je kunt ook nog vatten dat je dat in een machine zou kunnen inbouwen die dan de verschillende stappen precies – je mag niet zeggen weet -maar uit gewoonte, die erin gebracht is, kan voltrekken. Dat is bij dat algoritme nog heel duidelijk. Wanneer je een gecompliceerd vraagstuk hebt of je zoekt maar wat op op Google, dan heb je daarmee een bepaald algoritme opgeroepen, een bepaalde procedure opgeroepen, die zo ongelofelijk gecompliceerd is, dat je daar als mens alleen maar je schouders over kunt ophalen en kunt genieten van het resultaat. Intussen is het wel een feit dat we met onze menselijke doorziende intelligentie de schouders ophalen voor procedures die we lustig gebruiken – ik ook – en die we helemaal niet meer kunnen zien. Nou daar zou je natuurlijk wel wanhopig van kunnen worden, maar wat mij betreft is de troost dat je, wanneer je het basisprincipe doorziet, wanneer je doorziet hoe het werkt, dan heb je eigenlijk de overwinning al behaald. En ik probeer met deze video een heel klein stukje op het pad van die overwinning af te leggen.
En ik vat dus nog eens samen: Er zijn bepaalde procedures die de menselijke intelligentie kan doen waarbij het mogelijk is om precies te begrijpen, stap voor stap, wat je doet. Wanneer je dat laat zitten, je denkt maar, het zal wel goed zijn want het werkt, en je laat het gewoon voor wat het is en je probeert niet om te vatten waarom die stappen zo zijn zoals ze zijn – wat we dus op school geleerd hebben in de bewijzen van stellingen in de wiskunde, daar deden we dat, daar werd een stelling gegeven en dat moest bewezen worden. En als je het bewijst, dan kun je nog uit je hoofd leren de verschillende stappen, Maar je weet natuurlijk, je kunt het ook begrijpen. En als je het eenmaal begrepen hebt, vergeet je het ook niet meer. Dat is menselijk intelligentie. Wanneer dat heel basale vermogen van het doorzien van bepaalde procedures, wanneer we dat loslaten omdat het toch wel gebeurt, omdat het toch allemaal wel werkt, dan zijn we op de weg om dat vermogen te verliezen, zoals je ook je spierkracht verliest wanneer je ze niet meer gebruikt, die spieren. Dat wil iedereen wel geloven, dat je naar de fitness moet of dat je moet gaan wandelen of moet gaan rennen of moet gaan fietsen of weet ik wat om je gezonde spieren te behouden, die behoud je niet als je thuis op een stoel blijft zitten – dat gelooft iedereen. Maar dat het zo is dat je ook de menselijke intelligentie als mensheid gaat verliezen, wanneer je het begrijpen van de procedures loslaat – ja dat gelooft echt niet iedereen, maar dat is nu mijn stelling! Volgende keer verder.
Menselijke intelligentie en Kunstmatige intelligentie: de kunst van het denken door Mieke Mosmuller