Nu heb ik het geestgeschenk ontvangen, maar moet de grootsheid van de ziel ontwikkelen om haar te kunnen verenigen met het kosmische Woord. De ziel moet een kleed worden voor de geest. Hier kunnen we weer een gelijkenis beleven met het ‘Magnificat’ van Maria:
Magnificat anima mea Dominum. Et exsultavit spiritus meus in Deo salutari [Salvatore] meo.
Dit is de lofzang van Maria om de Heer te prijzen, in het Lucas – Evangelie, I, 46 -55.
Maria zegt: Mijn ziel verheerlijkt (vergroot) de Heer en mijn geest jubelt in God, mijn Redder (Weldoener).
Maar we kunnen hierin tevens beleven hoe de ziel zelf groot moet worden om de Heer te kunnen verheerlijken, om het Woord te kunnen ontvangen.
Deze weekspreuken zijn door Rudolf Steiner gegeven in 1912 / 1913: Anthroposophischer Seelenkalender.