Hoewel nu het vermoeden in de plaats is gekomen van het denken, zwelt de macht van de zintuigen nog steeds verder aan. Het scheppen van de goden versterkt dit aanzwellen. Daardoor wordt de denkkracht afgezwakt tot de vaagheid van de droom. Het vermoeden wordt nog vager, het wordt een dromen. Maar de ziel kan zich niet met het goddelijke wezen verenigen in de helderheid van het profane denken. Dit moet bescheiden worden en zwijgen zoals het dat in het droom-zijn doet.
Deze weekspreuken zijn door Rudolf Steiner gegeven in 1912 / 1913: Anthroposophischer Seelenkalender.