Het Aangezicht van de Anthroposophie

Ja, de vorige keer heb ik gesproken over innerlijke weerstanden die men kan hebben tegen zoiets als anthroposofie, omdat men daar niet passief kan blijven als men anthroposofie wil nemen als zingeving van het leven. Dan moet men immers beginnen te lezen, te studeren en te mediteren, en er is iets in de menselijke ziel dat zich daartegen verzet. Dit zijn innerlijke tegenkrachten die wij in ons dragen, en ja, een mens wordt zich daar natuurlijk niet zomaar bewust van, maar dat maakt deze studie van menselijke wijsheid niet zo aantrekkelijk.

Maar er zijn natuurlijk ook uiterlijke feiten die ervoor zorgen dat de anthroposofie niet voor miljoenen mensen direct toegankelijk is, en dat heeft ermee te maken dat het inmiddels een instituut is geworden, met vele afdelingen. En dit instituut en deze afdelingen zijn in de wereld meestal goed bekend en dragen het gezicht van de anthroposofie, zo lijkt het.

Dus als men bijvoorbeeld van een vriend of vriendin zou horen: “Kijk eens naar de anthroposofie,” dan komt er onmiddellijk een hele keten van meningen en oordelen op gang die ermee te maken hebben dat de anthroposofie uiterlijk een bepaald gezicht heeft gekregen.

We moeten ons voorstellen: Rudolf Steiner leefde aan het eind van de 19e en het begin van de 20e eeuw, en zijn activiteit was vooral tot 1925, en toen stierf hij. Daarna namen andere mensen, opvolgers, het beheer van het gehele instituut op zich. Maar Rudolf Steiner was een ingewijde, en de opvolgers waren dat nog niet, en zo kan het gebeuren—en dat gebeurt natuurlijk meestal—dat datgene wat oorspronkelijk uitstraalde van de gemeenschap, verandert.

En nu is het helemaal niet mijn bedoeling om dit negatief te beoordelen, want het is waarschijnlijk niet eens anders mogelijk, maar men moet wel onder ogen willen zien dat het zo gaat.  Als de impuls die destijds gegeven werd door Rudolf Steiner stroomde, en de mens die dit droeg is niet meer op aarde, dan moeten de opvolgers in staat zijn om de geestelijke impuls te begrijpen en hem onveranderd voort te dragen. Maar dat gaat zo niet.  Mensen hebben hun eigenheid, en die is meestal veel sterker dan de geestelijke impuls, en zo verandert geleidelijk datgene wat er oorspronkelijk was—terwijl het oorspronkelijk waarschijnlijk ook al niet helemaal zo was als het eigenlijk had kunnen zijn.  Dit heeft nu eenmaal met onze menselijke onvolmaaktheid te maken, en zo leven we in de 21e eeuw in een situatie waarin er ook zo’n instituut is, de Algemene Antroposofische Vereniging in Dornach, met landelijke verenigingen.

Dat is er, daarheen zou men kunnen gaan om de anthroposofie te leren kennen. Maar dan komt men natuurlijk in aanraking met datgene wat het geworden is, en of men dan zo gemakkelijk vindt wat het oorspronkelijk betekende en wat het als geestelijke impuls eigenlijk wil zeggen, dat is de vraag.

Want net zoals wij ongelooflijk veel moeite hebben om, wanneer wij mensen ontmoeten, achter het gezicht te kijken en te zien wie iemand werkelijk is, zo is dit bij een instituut al helemaal een bijna onmogelijke opgave.

Dus men zou gelukkig kunnen zijn als de anthroposofie in iemands leven verschijnt zonder dat de instituties al te sterk aanwezig zijn, zodat men dus direct kan voortschrijden naar datgene wat zij eigenlijk te zeggen heeft, voordat het institutionele de overhand krijgt.  En ja, het is natuurlijk een bepaalde groep mensen die zich daartoe aangetrokken voelt, en vaak is het niet zozeer de inhoud die aantrekt, maar het hele institutionele dat er is.

En dat leidt ertoe dat bepaalde mensen zich daar thuis voelen, en hoewel het eigenlijk de bedoeling is dat iedereen zich daar goed zou voelen, gebeurt het vaak dat men zich toch afgestoten voelt.  Ofwel doordat men zelf geen sympathie kan opbrengen, of doordat men voelt dat de sympathie niet naar zichzelf stroomt, dat er misschien zelfs een weerstand is, dat men anders is en er eigenlijk niet bij hoort.

Ik weet natuurlijk dat het idealiter zo niet bedoeld is, maar ik zeg het nogmaals: op aarde neemt alles zijn eigen weg, en als een weg eenmaal diep ingesleten is, komt men er niet gemakkelijk meer uit.

Dus dat is een deel van mijn eigen antwoord op de vraag: waarom vinden miljoenen mensen de anthroposofie niet?

Er zijn natuurlijk inmiddels overal ter wereld vrijescholen, Rudolf Steinerscholen, daar straalt een beetje anthroposofie de wereld in, omdat de onderwijsmethode van de vrijeschoolpedagogiek zo wezenlijk anders is dan alle andere pedagogische instituten te bieden hebben. Dat het niet meer zo spiritueel is en niet meer zo gedragen wordt door het geestelijke als oorspronkelijk bedoeld was, dat is natuurlijk ook vanzelfsprekend.

Dus er zijn nog steeds uitingen van anthroposofie in de wereld, daar waar vrijescholen zijn. Er zijn allerlei andere initiatieven die men overal in de wereld kan vinden.

Maar dat is niet wat ik bedoel als ik zeg: waarom vinden miljoenen mensen geen toegang tot de anthroposofie?

Dat heeft ermee te maken dat het ware gezicht van de anthroposofie door al het institutionele niet meer zichtbaar wordt.  En dat wanneer een mens de zin van het leven zoekt—wat natuurlijk een samenvatting is van veel meer dan alleen ‘zin’—wanneer een mens dat zoekt, hij of zij tegelijkertijd ook een plek zoekt waar men zich welkom voelt, waar men samen met anderen datgene wat er te vinden is, kan opnemen.

Naar mijn mening is dat tot nu toe niet echt gelukt, en dat heeft tegelijkertijd ook ermee te maken dat anthroposofie een weg van kennis is en niet in de eerste plaats een weg van liefde, hoewel ze dat eigenlijk ook is.  Dit is een grote, zware moeilijkheid, en sinds ik de anthroposofie ken, leef ik al zolang met een soort van leed, omdat niet gebeurt wat Rudolf Steiner zelf voor mogelijk hield. Namelijk dat er overal ter wereld mensen zijn die de anthroposofie zoeken, en dat zij haar ook vinden.

Nu is het natuurlijk zo dat men daaronder kan lijden, men kan het zijne doen om een beetje mee te werken aan het verschijnen van de andere anthroposofie.

Maar we hebben het grote probleem dat ze al volledig gevormd is.

Datgene wat Rudolf Steiner absoluut niet wilde voor kinderen, is dat begrippen zo worden opgenomen dat ze niet meer kunnen groeien. Hij wilde niet dat kinderen begrippen zo opnemen dat ze voor altijd vastliggen. Hij wilde dat het zo gedaan wordt dat men in zijn hele leven de begrippen zo heeft dat ze zich kunnen verruimen, dat ze zich kunnen ontwikkelen.

Dat zou natuurlijk absoluut ook het geval moeten zijn met de anthroposofie zelf.

Ze mag niet beperkt worden door een instituut, ze moet levendig zijn. Ze moet zo zijn dat iedere mens die haar zoekt, haar ook kan vinden en er gelukkig van wordt.  Dat er ook leed komt, dat is natuurlijk ook zo.  Maar dat deze kracht, die de anthroposofie in zich draagt, ook werkelijk werkzaam wordt—dat is essentieel.  En ja, in de volgende video’s zal ik mijn best doen om de anthroposofie als kennisweg iets bekender te maken.  Maar tegelijkertijd is het voor mij altijd zo geweest dat kennis en liefde niet zonder elkaar kunnen.  Ik geloof niet in kennis die niet met liefde wordt opgenomen—dat zal nooit werkelijk kennis worden.  En ik geloof ook niet in liefde zonder wijsheid.  Het is altijd die zin uit het Johannesevangelie, in het hoofdstuk over de voetwassing, waar Christus zegt:

“Wie Hem opneemt die ik zal zenden, neemt Mij op, en wie Mij opneemt, neemt Hem op die mij gezonden heeft.”

In deze zin ligt het principe van kennis, liefde en daad—Geest, Zoon en Vader.  En ik kan mij anthroposofie niet voorstellen zonder dat deze zin een soort leidmotief is, zodat men voelt: anthroposofie kan niet zijn als het geen kennisweg is. Men moet willen studeren.

Maar kennis die niet door liefde wordt gedragen, kan nooit geestelijke kennis worden.

En als deze ware geestelijke kennis tot stand komt in een mens, dan leert hij of zij zich zo in het leven te begeven dat men het principe van liefde als daad leert kennen—dat men het actieve in het leven leert vervullen, gedragen door kennis en vervuld met liefde.

 

 

Een reactie

  1. Fantastisch mooie voordracht!!! Dank daarvoor
    Het vooroordeel over antroposofen (wat gevormd is door de misvorming ervan door de instituties zoals vrij scholen, jaarfeesten, gedragingen dogmatisch optreden als is het een secte) is zo duidelijk aanwezig in het bewustzijn van veel nederlanders (ook door krantenpublicaties)dat het al een enorme hindernis is te zeggen dat je een antroposoof bent, daar voor uit te komen. Oneindige discussies zijn het gevolg
    en dat ervaar ik als een enorm probleem omaadat het niet productief is. Ik spreek dat woord daarom nooit meer uit. En praat ook niet over antroposofie tenzij dat echt als noodzaak op mijn pad komt vanuit een oprechte vraag waarin een e oprecht gesprek mogelijk is.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Wie is Mieke Mosmuller?

Mieke Mosmuller is arts, schrijfster en filosofe. Zij schrijft over actualiteiten die raken aan haar filosofisch-spirituele ontwikkelingsweg die zij startte in 1983…

Recente artikelen

We hebben de afgelopen weken in Nederland een val van het kabinet beleefd. Ik heb al eerder gezegd, ik kan mij niet met een partij...
Ja, er komen reacties op dat ik de antroposofische video’s in het Duits spreek. En het zou natuurlijk voor mij heel eenvoudig zijn om dit...
Ik wilde vandaag mijn nieuwe boek presenteren. Dat is meer dan een week geleden verschenen, maar eigenlijk wel veel eerder geschreven. Ik zal proberen iets...

Volg Mieke Mosmuller

Vrienden Mieke Mosmuller
Meest recente video

Het is in dit zonne-uur
Aan jou om de wijze konde te erkennen:
Overgegeven aan de wereldschoonheid
In jou, je voelend te doorleven:
Verliezen kan het mensen-ik
En vinden zich in het wereld-ik.

Es ist in dieser Sonnenstunde
An dir, die weise Kunde zu erkennen:
An Weltenschönheit hingegeben
In dir dich fühlend zu durchleben:
Verlieren kann das Menschen-Ich
Und finden sich im Welten-Ich.

Volgende seminar

30.03.2026 – 01.04.2026
In der Woche vor Ostern besuchen wir unter der Leitung von Mieke Mosmuller die Kathedrale von Chartres.