Ja, we ontkomen er natuurlijk toch niet aan om over de politiek te praten. Hoewel ik daar eigenlijk niet zo’n interesse in heb, maar je moet wel. Ik heb de politiek altijd een buitengewoon moeilijk terrein gevonden, ik heb dat al eens eerder gezegd. Omdat je te maken hebt met extremen en ook wanneer je een middenpartij hebt, dan is die op zich ook altijd nog extreem. En je kunt eigenlijk geen partij, tenminste ik niet, vinden waarvan je zegt, nou die vertegenwoordigt nou echt grotendeels van wat ik ook vind. Dan zal iedereen dat wel hebben en die mensen vinden natuurlijk ook heel verschillende dingen. Maar het wordt in onze tijd wel heel moeilijk gemaakt om de politiek nog serieus te nemen. Ik herinner me de tijd van Van Agt en Den Uyl.
Daar hadden we natuurlijk toch te maken met een heel sterke tegenstelling tussen twee mensen. Niet alleen politiek gezien, maar ook wat mens betreft was dat zo’n ongelooflijke tegenstelling. En dan ging het ook wel echt hard tegen hard. Maar toch op een hele andere manier dan wat we in onze tijd nu zien. Als je kijkt naar de linkse partijen, dan hebben die een uitstraling alsof ze de moraliteit in pacht hebben. Zij weten wat moreel is en staan daarvoor en willen dat doorvoeren natuurlijk. Maar de tegenpartij is dan natuurlijk niet moreel. Die tegenpartij, die heeft ook een zekere moraliteit, maar die heeft dat in een bepaalde nationale zin. En in die zin zijn mij beide tegenpartijen eigenlijk antipathiek. Omdat de ene kant een uitgesproken moraliserende werking heeft. Terwijl je als mens toch eigenlijk graag je morele principes zelf wilt vormen. En de andere kant heeft een gedeeltelijke menselijkheid en een gedeeltelijke onmenselijkheid, die ook niet sympathiek is. Dus het enige wat er eigenlijk op zit is dat het een het ander afwisselt. En zo gaat het ook meestal. Meestal is het toch zo dat een tijd lang de ene richting de overhand heft totdat het volk, wij, er genoeg van hebben. Van het extreme en zeggen: We moeten maar eens wat anders kiezen. En dan komt de andere kant meer naar voren. En zo blijft er een zekere evenwichtigheid in de voortgang van de politiek. Wanneer alleen de mensen die de moraliteit in pacht menen te hebben altijd aan het roer zouden staan dan zou je een zeer extreme gang van zaken krijgen.
Nu wordt dat doorbroken door iets heel anders. En in die zin is dat verfrissend. Ook al kun je het er dan ook weer niet mee eens zijn. Dus dat vind ik het moeilijke van de politiek., dat er natuurlijk geen ideale partij is. Wat er vroeger dan aan christelijke middenpartijen was, die hadden natuurlijk ook vaak het midden helemaal niet. Maar die waren wel, laat ik maar zeggen, gvestigd op een soort fundament van christelijkheid, wat toch betekent dat je je naaste lief hebt. Als het goed is. Die middenpartijen zijn natuurlijk ook verdwenen. En wat er nu nog van over is, daar kan je eigenlijk dat christelijke principe toch ook niet meer in terugvinden. Maar goed. We hebben dus sinds minder dan een jaar een heel andere regering, een heel ander kabinet dan we vroeger gehad hebben, daarvoor gehad hebben. Dat vind ik een verademing. Maar daarmee eens zijn is nog iets anders. Nu heb ik gemerkt – en dat zult u ook hebben – dat vanaf het begin van het aantreden van dit cabinet, zij eigenlijk geen kans krijgen. Ze krijgen geen kans om datgene wat ze zouden willen doorvoeren ook door te voeren en het is van het begin af aan, misschien wel van de allereerste dag, valt eigenlijk de oppositie voortdurend over de mensen heen. Dat heeft dan de afgelopen week een vlucht genomen, de zijn weerga niet kent en ja dat kan ik toch niet voorbij laten gaan. Op een gegeven moment zeg je – ik wil natuurlijk ook niet de moraliteit in pacht hebben. Maar er zijn natuurlijk wel bepaalde dingen die je als toeschouwer dan ziet. Die misschien door degenen die in de strijd zijn niet zo worden gevoeld. Maar als toeschouwer zie je dat wel en als je probeert de gang. In het wereldbestel een beetje te volgen dan zie je,dat wat hier in Nederland gebeurt, dat dat niet alleen in Nederland is, je ziet het in Amerika ook optreden. Je ziet het overal optreden dat mensen niet meer zich gehouden voelen aan, laat ik maar zeggen een bepaalde takt. Een bepaald ja fatsoen is een raar word, maar zoiets is het toch wel. En toen moest ik denken aan de negende eeuw na Christus. Toen is op een concilie door de katholieke kerk het dogma opgesteld dat de mens een lichaam heeft en een ziel. En dat er niet meer gesproken mag worden van dat de mens ook een geest heeft. De mens heeft een lichaam en een ziel en die ziel heeft enkele geestelijke eigenschappen. Wanneer je nou naar een woord in het Latijn zoekt voor geest dan heb je natuurlijk spiritus maar je hebt ook mens. Dat is meer het verstandsdeel van de geest zou je kunnen zeggen. En dat werd misschien dan wel nog als behorend tot de mens gezien. Maar hoe dan ook in dat concilie in de negende eeuw na Christus is door de katholieke kerk dus een dogma opgesteld dat de mens geen geest heeft maar wel een lichaam en een ziel. En het lijkt wel alsof zo’n dogma uiteindelijk werkelijkheid wordt wanneer niet de mensen zich bewust zijn dat de mens een geest heft. wat dat eigenlijk betekent en dat het eenvoudigweg niet waar is. Wat ik meen te zien in de wereldpolitiek, dus niet alleen in Nederland, Nederland is daar natuurlijk een onderdeel van en je ziet het in Nederland heel sterk op het ogenblik, dat is een vorm van dementie. De mens in het Latijnse zin. De verstandelijke geest lijkt wel zich terug te trekken. En wanneer die, als principe dat ordent, zich niet meer laat gelden, wat je dan krijgt is dat wat je in de psychiatrie kent, een begrip, dan krijg je decorumverlies. Dat is ook een symptoom bij de dementie. De dementie van de mens. Van de individuele mens. Wanneer dementie begint dan iséén van de symptomen niet alleen dat er geheugenverlies is. Maar ook dat het fatsoen wat er in het gewoonteleven eigenlijk normalerwijze is mee vergeten wordt. En dat er grenzen worden doorbroken die onmenselijk zijn. Dat zie je in de politiek. Dus ik zou willen spreken van een dementie van de politiek. Het is onbegrijpelijk wat mensen elkaar aandoen. En dat kan alleen maar gerechtvaardigd worden door het tot een werkelijkheid geworden materialism, waarbij de mens zichzelf dan niet eens meer ziet als een ziel, maar nog alleen maar als een lichaam. Nou dat lichaam, daar blijf je natuurlijk vanaf. Zo fatsoenlijk is de mens dan nog wel. In de Tweede Kamer gaan de mensen elkaar nog niet te lijf. Maar ze gaan elkaar natuurlijk eigenlijk wel ‘te ziel’. Ze gaan werkelijk heel ver in het aanvallen van de ziel van de medemens. Om over de geest dan maar niet te spreken.
En wat je dan ziet in die affaire van de vorige week, waarin een minister iets weigert te doen, waarvan men vindt dat ze het wel had moeten doen. Daar ligt eigenlijk al de moeilijkheid, dat je de morele beslissing niet meer bij die mens zelf legt, maar dat je vindt dat daar bepaalde principes voor zijn. Die algemeen geldig zijn. En dat die linkse kant van de politiek die principes kent en ook toepast. En als er dan iemand is die dat anders doet… Nou, je hebt wel gezien wat er dan gebeurt. En ik spreek hier dus geen oordeel uit over of dat nou juist geweest is, wat deze minister heeft gedaan. Want ik vind dat heel moeilijk te beoordelen. Ik denk dat ik het zelf zo niet zou hebben gedaan. Ik vind het niet verstandig. Maar ik kan niet beoordelen of dat juist is of niet. Dat weet zij zelf wel. Daar ga ik toch wel echt van uit. En dat het dan gebeurt dat een halve kamer of nog meer over zo’n mens heen valt werkelijk en de meest verschrikkelijke beledigingen uitspreekt over die ziel. Hoe moet een mens dat verdragen? Kijk, als je iemand aframmelt, dat mag niet. Maar dat gebeurt gewoon wel. Er wordt een zielenaframmeling gegeven. Die, ja, bijna dodelijk is. En ik kan dat absoluut niet begrijpen. Dat mensen die toch menen de moraliteit in pacht te hebben. Dat ze menen zo tekeer te mogen gaan tegen een medemens die iets doet waarvan zij overtuigd zijn dat het onjuist is. Zelfs als het onjuist is ga je nog niet zo tekeer. Dat kan toch niet.
Je kunt toch niet iemand – alles wat ze is en doet wordt door het slijk gehaald. Dat kon ik toch niet nalaten, om dat deze week, waarin dat zo heeft plaatsgevonden – of eigenlijk vorige week – om dat in deze video ter sprake te brengen. Want het is natuurlijk niet alleen Nederland. Je ziet het overal. Mensen hebben werkelijk niet meer de terughoudende kracht om het oordeel wat je hebt te beperken tot een oordeel. En niet tot een vernietigende handeling naar de ander. Dat is echt iets verschrikkelijks. En ik zie dat als een heel ernstig symptoom. In de mensheidsontwikkeling. En dat speelt natuurlijk heus niet alleen in de politiek. Maar daar wordt het wel duidelijk. Namelijk dat de mensheid aan het dementeren is. Dat het geestelijke deel van de ziel loslaat. en dat het meer driftachtige en dierachtige deel van de ziel de overhand krijgt. En dat die controlerende macht die de mens heeft, in de mens – in de Latijnse zin van het woord, waar natuurlijk het woord mens als mens ook mee samenhangt – die controlerende werking die echt menselijk is, vervalt. Dat je je namelijk beheerst. Die zie je afvallen. En ik denk dat de eerste stap uit die neergaande lijn is dat je het bewust bent. En dat je in jezelf weigert zo te worden. En dat je met het bewustzijn dat dit een tendens is in de mensheid, dat je daar ook diep onder lijdt. Want we zijn toch als mensen echt niet geboren om elkaar te vermoorden. Kijk, in de oorlog is het al erg genoeg. Maar daar is het tenminste nog openlijk. Maar hier is het iets wat eigenlijk ook nog getolereerd wordt. Een kamervoorzitter bijvoorbeeld. Die laat die dingen toe. Dat moet kunnen. Nee. Dat moet helemaal niet kunnen. Dat is werkelijk het begin van het einde van een ontwikkelde mensheid. Laat ik dit dan vandaag een keer gezegd hebben.